Het is de agressie van financiele instellingen die landen aan de bedelstaf brengen .
( Stiglitz en Perkins beschreven de IMF methode)
De agressie van de banken-lobby die uiteindelijk leidt tot het opheffen van de Glass Steagall Act, waardoor 12 jaar later de wereld in diepe crisis verzinkt.
Het is de agressie van pornografie op tv, van handel in Ukraïense vrouwen, van maffiosi die in de MSM buiten de colommen blijven (maffia), van MTV en andere kanalen die hun uiterste best doen alle fatsoensregels te elimineren uit deze wereld.
Maar er zijn ook tijden geweest dat de joden aan het roer stonden van landen of gebieden, en waar we dus een glimps kunnen krijgen van wat ons te wachten staat als ze werkelijk de macht in handen krijgen in deze wereld. Als ze niet langer achter hun frontmannen verschuilen, maar open kaart spelen.
Ikzal drie korte voorbeelden geven, en hoop tijd te hebben deze blog later uit te werken:
Rusland.
Bertrand Russell , in zijn autobiografie, pag. 354. Brief 25 juni 1920:
“Bolshevism is a close tyrannical bureaucracy, with a spy system more elaborate and terrible than the Tsar's, and an aristocracy as insolent and unfeeling, composed of Americanised Jews. No vestige of liberty remains, in thought or speech or action.”
Vertaling:
Het bolsjewisme is een gesloten bureaucratische organisatie die tirannie uitoefent, met een spionage en verklikker-systeem dat uitgebreider en vreselijker is dan ten tijde van de Tsaar. De leiders zijn onbeschaamd en gevoelloos en het zijn joden die in Amerika gewoond hebben. Er is geen spoor meer te vinden van vrijheid, niet in gedachte, in spraak en niet in daad.
Polen en de Ukraïene van 1500 tot 1800.
In die 3 eeuwen heerste het Arendar systeem: de Poolse adel en Clergy huurde alles uit aan Joodse mensen. Die huurders werden Arendars genoemd. Ze hadden alle macht over de autochtone joodse bevolking, zelfs de rechtspraak was in joodse handen. En de Polen konden niet in beroep gaan.
Als dood-straf was het spietsen met een scherpe houten paal de gebruikelijke methode.
Het woord Arenbdar was destijds synoniem aan het woord jood. En 80 % van de joodse gezinshoofden was van beroep Arendar.
Fernand Braudel: ( in La Mediterrannée.. pag 137) : In Poland, which burst suddenly into modernity at the beginning of the fifteenth century, there is a growing jewish ascendance, the result of numbers, and almost a jewish nation and state….
Chaim Bermant, The Jews, p. 26 (1977):
Rabbis warned that Jews were sowing a terrible harvest of hatred, but while the revenues rolled in the warnings were ignored. Moreover, the rabbis themselves were beneficiaries of the system.
that they had lost “integrity and right-mindedness. . . as completely as simplicity and the sense of truth. They found pleasure and a sort of triumphant delight in deception and cheating.” He adds that they “advised the [Polish noble and ecclesiast-ical] possessors of the Cossack colonies how most completely to humiliate, oppress, torment, and ill-use [those colonies]. . . . No wonder that the enslaved Cossacks hated the Jews. . . .
Israel.
Beelden zeggen meer dan woorden... (Gaza 2009 )
Lees eens wat Freda Utley in 1957 al schreef: ( Utley)
Israel’s 1952 nationality law automatically grants citizenship to all Jews, who have unrestricted right of entry by the Law of Return of 1952 and are also permitted dual citizenship – which enables some of them to remain Americans while also owing allegiance to Israel. The Arabs, on the other hand, can become citizens in the land of their birth only if they can prove continuous residence since the establishment of the Israel State, if they have some knowledge of Hebrew, and if they are approved by the Ministry of the Interior as worthy of Israeli citizenship. Moreover, even the minority who can qualify are distinguished officially as “Class B citizens.”
They are not marked out by having to wear arm bands with a crescent, to match those with the Star of David emblem which Jews had to wear in Nazi Germany. But their identity cards, marked with the letter “B,” enable the police to subject them to the many harsh regulations to which all Arabs are subjected, including a prohibition to travel even a few miles from home without a military permit.
The Arabs have for the most part been concentrated in areas under military rule – Galilee, the Negev and the “Little Triangle” where 145,000 of the total remaining 175,000 Arabs under Israel rule are compelled to live. The Israeli army in these areas has the a uthority to banish Arabs and confiscate their property, to remove those villages from one zone to another, and to try all Arabs by court martial. Civil rights have virtually been suspended for the Arabs in Israel; and the harshness of the military rule under which they live is one of their main causes of complaint. Since they are unprotected by the right to trial by due process, individuals can be banished from their villages, or imprisoned by military court on suspicion of harboring infiltrators, or thrown into jail simply because they are regarded as trouble makers. In the words of Rabbi Morris Lazaron, as reported in the New York Times, “There is no habeas corpus for the Arabs in Israel.” As this principled and brave Jewish Rabbi has also written:
The military forces at times ignore even the decisions of the highest
Israeli courts. For instance an Arab takes his claim to home or land to
court. The court confirms his claim and orders his property restored.
The military destroy the property on the grounds of “security” and no
one does anything about it.
Israel’s 1952 nationality law automatically grants citizenship to all Jews, who have unrestricted right of entry by the Law of Return of 1952 and are also permitted dual citizenship – which enables some of them to remain Americans while also owing allegiance to Israel. The Arabs, on the other hand, can become citizens in the land of their birth only if they can prove continuous residence since the establishment of the Israel State, if they have some knowledge of Hebrew, and if they are approved by the Ministry of the Interior as worthy of Israeli citizenship. Moreover, even the minority who can qualify are distinguished officially as “Class B citizens.”
They are not marked out by having to wear arm bands with a crescent, to match those with the Star of David emblem which Jews had to wear in Nazi Germany. But their identity cards, marked with the letter “B,” enable the police to subject them to the many harsh regulations to which all Arabs are subjected, including a prohibition to travel even a few miles from home without a military permit.
The Arabs have for the most part been concentrated in areas under military rule – Galilee, the Negev and the “Little Triangle” where 145,000 of the total remaining 175,000 Arabs under Israel rule are compelled to live. The Israeli army in these areas has the a uthority to banish Arabs and confiscate their property, to remove those villages from one zone to another, and to try all Arabs by court martial. Civil rights have virtually been suspended for the Arabs in Israel; and the harshness of the military rule under which they live is one of their main causes of complaint. Since they are unprotected by the right to trial by due process, individuals can be banished from their villages, or imprisoned by military court on suspicion of harboring infiltrators, or thrown into jail simply because they are regarded as trouble makers. In the words of Rabbi Morris Lazaron, as reported in the New York Times, “There is no habeas corpus for the Arabs in Israel.” As this principled and brave Jewish Rabbi has also written:
The military forces at times ignore even the decisions of the highest
Israeli courts. For instance an Arab takes his claim to home or land to
court. The court confirms his claim and orders his property restored.
The military destroy the property on the grounds of “security” and no
one does anything about it.
***********************************************************
Wie begon het terrorisme eigenlijk?
Stichting Stop de Bezetting
(door Paul Lamp)
(door Paul Lamp)
Er is bijna niemand in Nederland die er weet van heeft dat het geweld in Palestina door de zionisten is begonnen.
Er is bijna niemand in Nederland die er weet van heeft dat het geweld in Palestina door de zionisten is begonnen. Belangrijk? Ja, want het heden kan en mag er niet los van worden gezien. Dat zo weinigen dit weten heeft te maken met het feit dat ons slechts de halve waarheid verteld is. Dit is veel erger dan het op het eerste gezicht lijkt. Egbert Talens schrijft hierover: ‘Een halve waarheid [namelijk] verzwijgt én werft. Er wordt het behalen van winst mee beoogd waardoor het sociale proces ontspoort met vérgaande nadelige gevolgen voor de zwakkere partij’, in dit geval de Palestijnen. Daarnaast willen de meeste mensen ook liever niet aan het verleden herinnerd worden en roept men al gauw: ‘dat is al zo lang geleden!’ Maar daar tegenover mag de holocaust nooit vergeten worden. Dit is ook de opzet van de zionisten die willen dat wij dat beslist wel blijven onthouden, niet uit piëteit, maar om deze gebeurtenis voor hun plannen uit te buiten. Dít nooit meer, zeggen wij dan daarop met het bij ons opzettelijk opgewekte schuldgevoel, maar wij laten het in een andere vorm dan weer gerust toe, omdat de slachtoffers van nu ons als niet sympathiek worden voorgesteld. ‘Door de holocaust steeds als een soort meetlat te gebruiken lijken de misdaden tegen de menselijkheid, die de zionisten tot nog toe tegen de Palestijnen begingen, minder ernstig dan wat de joden zélf hebben meegemaakt’, zo constateert Hajo Meyer, Auschwitz-overlevende, in zijn boek Het einde van het Jodendom. Zo ontstaat het gevoel bij de zionisten en hun supporters van ‘ga maar door, je hoeft je niet schuldig te voelen want je bent lang niet zo erg als de anderen waren’. De Israëliërs zijn, mede ook door hun verleden, egocentrisch geworden, wat zich onder andere uit in onmenselijk gedrag tegenover niet-joden. Het begrip ‘holocaust’, een ernstige misdaad tegen de mensheid, was geen exclusieve joodse ramp, maar trof naast homosexuelen, geestelijk gestoorden, Jehovah’s getuigen en, volgens overlevenden, in nog heviger mate de zigeuners. Voor hen gold nooit enig erbarmen, zij waren en blijven ook in onze geest ‘Ungeheuer’. Gezien de niet afnemende afschuwelijke gebeurtenissen in het Nabije Oosten voor de Palestijnen, die door sommigen niet als (gelijkwaardige) mensen worden beschouwd, wordt hieronder in chronologische volgorde een groot aantal zionistische misdaden min of meer uitvoerig weergegeven. Door dit alsmaar niet te willen zien of te vergoelijken, maken wij ons aan deze misdaden tegen de mensheid mede schuldig. Wij zullen daaraan kunnen zien dat er na de oorlog opnieuw een ernstige misdaad tegen de mensheid begaan is, namelijk een etnische zuivering, die nog niet beëindigd is, en nu tegen Palestijnen is gericht. Het wordt door hen zelf ‘Nakba’ genoemd maar er worden ook de gewelddadige uitdrijvingen van 1949, 1967 en de minder bekende van andere jaren mee bedoeld. Dit totaal aan misdrijven is even meedogenloos uitgevoerd als de misdaden die de nazi’s begingen. Langduriger, en nog meer wetenschappelijk en methodisch voorbereid dan de holocaust, is er voor onze ogen een menselijke catastrofe ontstaan die wij maar niet willen zien en zelfs verdedigen. Het is namelijk niet een gevolg of reactie op gebeurtenissen, maar een vooropgezet plan om systematisch Palestina te ontdoen van zijn inheemse bevolking en de onderwerping van de overblijvende met werkelijk álle middelen die de bedenkers van dat plan effectief achten. Een reeks van feiten komt nu hieronder aan de orde.
Verklaringen uit de periode vóór de Tweede Wereldoorlog.
1. In 1891 publiceerde Asjer Ginsberg, onder het pseudoniem Achad Haam een artikel De waarheid uit Palestina, waarin hij schreef ‘Joodse kolonisten behandelen de Arabieren vijandig en wreed, Zij beschuldigen hen onterecht en slaan hen ongegeneerd zonder voldoende reden, en zijn daar nog trots op ook’.
2. Hajo Meyer vermeldt dat ver vóór de oprichting van Israël joden zich al schuldig maakten aan het ombrengen van ongewapende burgers.
Beide verklaringen zijn reeds aanwijzingen dat het terroristisch geweld in Palestina door de joden is begonnen.
Tussen 1936 en 1939 pleegde de zionistische organisatie Irgoen talrijke terreuraanslagen in Arabische wijken. Simcha Flapan schrijft hierover: ‘Leden van de Irgoen lanceerden terroristische aanslagen op burgers, hetgeen leidde tot een ongekende geweldescalatie. Je zou kunnen stellen dat de Irgoen het patroon van terrorisme vestigde dat 30 jaar later door Al-Fatah werd overgenomen. Zo werd een groentekar, waarin een bom was verstopt, op een Arabische markt in Jeruzalem gezet. Voorts werd er een bus beschoten en werden er bommen gegooid op markten’.
Op 17 maart 1937 werden de eerste granaten door zionisten in Jeruzalem in cafés met Palestijnen tot ontploffing gebracht.
Andere vooroorlogse primeurs, beslist nooit nagevolgd door Palestijnen, waren het vergiftigen van het waterreservoir in de stad Akkra met typhus en de talrijke verkrachtingen.
Het voornaamste doel was, de Palestijnse gemeenschappen die te dicht bij zionistische vestigingen woonden te intimideren.
Yitschak Shamir, de latere premier van Israël, stelde in 1943: ‘Wij beschouwen het terrorisme allereerst als een onderdeel van de politieke strijd die we onder de huidige omstandigheden voeren. Het speelt een belangrijke rol[…] in onze oorlog tegen de bezetter’.
De Britten die het mandaat over Palestina uitoefenden, gaven de Palestijnen geen of onvoldoende bescherming. In tegendeel, Britse officieren, met name Orde Charles Wingate, instrueerde Hagana (= Israëlische leger in oprichting) troepen in het uitvoeren van strafmissies tegen ‘arabische’ dorpen. Toen de bevolking, daardoor in vertwijfeling, tot stakingen en opstand hun toevlucht namen, werd hun gedrag met kreten als illegaal, geweld, onwettig gedrag enzovoort begeleid. Aan die situatie is eigenlijk nooit enige verandering gekomen, zeker niet sinds de Palestijnen leven onder Israëlische bezetting. Alle legale middelen werden en worden hen op alle mogelijke manieren onthouden. Hun opstand van de jaren 1936-39 werd door de Britten gebroken. Volgens het Britse Mandaatsbestuur ten koste van 3000 Palestijnse doden - waarvan er 110 werden opgehangen - 2000 gewonden en 6000 opgesloten in gevangenissen en concentratiekampen. Het meest opvallende hieraan is dat het aantal doden véél hoger is dan het aantal gewonden. Doorgaans liggen die getallen omgekeerd. Volgens de meeste auteurs bedroeg het aantal doden echter 30.000 à 40.000 en het aantal geïnterneerden 20.000. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog hadden de Britten het verzet gebroken en het Palestijns leiderschap verbannen. Het was natuurlijk daardoor geen wonder dat Palestijnen, in tegenstelling tot de zionisten (het Joods Legioen), de geallieerden in de tweede wereldoorlog geen troepen konden of wilden leveren. De kortstondige flirt van de verbannen Haj Amin al Husayni, mufti van Jeruzalem en guerillaleider, met Hitler komt hierdoor ook in een ander licht te staan
De zionisten hebben, als echte machiavellisten, om hun doel – een joodse staat – te bereiken, geen enkel middel geschuwd. Antisemitisme hebben zij steeds bewust uitgelokt en daarbij joodse levens opgeofferd. Gedurende de tweede wereldoorlog waren de zionisten tegen het geven van geld om joden te redden. Een van hun leiders, Yitzak Greenbaum zei in een toespraak in Tel Aviv op 18 februari 1943: ‘één koe in Palestina is belangrijker dan alle Europese joden bij elkaar’. Hun interesse lag niet in het redden van joden, integendeel, het verspillen van meer joods bloed zou hun eisen aan de naties, voor het creëren van hun staat, meer kracht bijzetten. Hun motto was: Rak b’Dam – alleen door bloed – zullen we het land verkrijgen. Nadat de Palestijnen door de Britten ‘gepacificeerd’ waren, werden de Britten zelf het mikpunt van zionistisch terrorisme.
Een volgende gebeurtenis, vermeldt door de auteurs Norman Rose, Anita Shapira en Sami Hadawi, versterkt deze waarneming:
In november 1940 ligt s.s.Patria in de haven van Haïfa voor anker, met aan boord uit Europa afkomstige joodse vluchtelingen. Zij mogen van de Britten Palestina nog niet in omdat de immigratielimiet voor 1940 al overschreden is. Zij zullen daarom eerst naar Mauritius worden overgebracht. Op 25 november wordt dit schip door de Hagana (= Israëlische leger in oprichting) in de haven opgeblazen. Van de 1724 opvarenden komen er 267 om. De Britse Mandaatsregering werd de schuld indirect in de schoenen geschoven als zijnde het gevolg van hun immigratiebeleid. De Israëlische premier Moshe Sharet verklaarde hierover later: ‘Soms moeten enkelen opgeofferd worden om velen te redden’. Deze gebeurtenis staat niet op zichzelf Op 24 februari zonk onder onopgehelderde omstandigheden de Struma in de Zwarte Zee, 760 joodse vluchtelingen vonden daarbij de dood.
Op de Britten werd ook op directe wijze terrorisme uitgeoefend:
In de nacht van 5 op 6 november 1944 werd Lord W.E.G.Moyne door leden van de Stern-gang (een joodse terroristische organisatie) in Caïro vermoord. Dit was de eerste moord van de zionisten op een regeringsleider. De daders werden nadat zij gestorven waren in de Hal der Helden in Jeruzalem opgebaard en met militaire eer op Mount Herzl begraven.
Het joodse terrorisme na de oorlog
In 1946/47 nam het joods terrorisme sterk toe.
1. Op 18 juni 1946 hadden de zionisten op het in gijzeling nemen van mensen, om druk uit te oefenen op de mandaatsregering, alweer de primeur.
2. Op 22 juli 1946 werd een vleugel van het King David Hotel in Jeruzalem opgeblazen. Onder de bijna 100 doden waren Britten, Arabieren en joden, allemaal in overheidsdienst. Dit was een Irgoen-actie.
3. Op 13 oktober 1946 werden door de zionisten in Rome in de Britse ambassade de eerste bomkoffers geplaatst.
4. Op 5 december 1946 werden door de zionisten de eerste auto’s in een burgerwijk in Sarafand (bij Jaffa) tot ontploffing gebracht.
5. Op 29 december 1946 werden een Britse majoor en drie andere officieren ontvoerd en gegeseld als vergelding voor de straf van 18 stokslagen door een Militair Hof opgelegd aan een joodse terrorist.
6. Tussen 4 en 6 juni 1947 werden de eerste 20 bombrieven door de zionisten vanuit Italië naar Londen gezonden.
7. Op 30 juli 1947 werden twee Britse sergeanten opgehangen in een boomgaard bij Natanya. Hun afgesneden penissen werden in hun mond gestoken. De lichamen werden van boobytraps voorzien, alsmede een bord met de tekst: ‘Dit is de straf van het Irgoen Hoge Tribunaal’. Het was een represaille wegens de ter dood veroordeling van drie joodse terroristen door het Britse Gezag.
8. Ook bompakketten werden door de zionisten als eersten tegen Britten gebruikt in Londen op 3 september 1947.
9. Vanaf einde 1947 tot mei 1948 werd er vanuit een illegaal door de joden neergezet huis naast de hoofdweg van Jeruzalem naar Ramallah door joodse soldaten op ieder Palestijns voertuig gevuurd. Speciaal bussen en taxi’s moesten het ontgelden waarbij veel vrouwen en kinderen omkwamen.
10. Tenslotte kwam in december 1947 ook de etnische zuivering van steden aan de beurt. De primeur kreeg Haifa dat door de VN als vrijhaven was aangewezen. In de lager gelegen delen van de stad woonden de Palestijnen, destijds 75.000 in getal. Vanaf de hogere delen in de stad rolden zionistische troepen vaten vol explosieven en enorme stalen ballen naar beneden. Vervolgens goten zij olie vermengd met benzine over de naar beneden leidende wegen en staken de vloeistoffen in brand. De in paniek uit hun huizen rennende burgers die deze rivieren van vlammen wilden doven werden terstond met mitrailleurs bestookt. En daarmee hielden de zionistische acties in die stad niet op, zoals de arbeiders van de Iraqi Petroleum Company aldaar ondervonden, toen zij stonden te wachten tot de poort open ging en er een bom temidden van hen werd gegooid...
Paul Lamp,
bestuurslid
Stichting Stop de Bezetting
De gegevens voor deze studie zijn in de kern ontleend aan internationaal archief onderzoek. Hiertoe is van de volgende bronnen gebruik gemaakt:
John Bagot Glubb, A Soldier with the Arabs, Hodder and Stoughton London 1957
Fouzi El-Asmar, Een Arabier uit Israël, Cypres Amstelveen 1985 , ISBN 90 71261 01 8
Hajo G.Meyer, Het einde van het jodendom, Vasallucci Amsterdam 2004, ISBN 90 5000 515 2
Ilan Pappe, The Ethnic Cleansing of Palestine, Oneworld, Oxford 2006, ISBN 978-1-85168-555-4
Egbert Talens, Een bijzondere relatie, Het conflict Israël-Palestina nader bekeken 1897-1993, Aspekt Soesterberg 2005, ISBN 90 5911 222 9
Er is bijna niemand in Nederland die er weet van heeft dat het geweld in Palestina door de zionisten is begonnen. Belangrijk? Ja, want het heden kan en mag er niet los van worden gezien. Dat zo weinigen dit weten heeft te maken met het feit dat ons slechts de halve waarheid verteld is. Dit is veel erger dan het op het eerste gezicht lijkt. Egbert Talens schrijft hierover: ‘Een halve waarheid [namelijk] verzwijgt én werft. Er wordt het behalen van winst mee beoogd waardoor het sociale proces ontspoort met vérgaande nadelige gevolgen voor de zwakkere partij’, in dit geval de Palestijnen. Daarnaast willen de meeste mensen ook liever niet aan het verleden herinnerd worden en roept men al gauw: ‘dat is al zo lang geleden!’ Maar daar tegenover mag de holocaust nooit vergeten worden. Dit is ook de opzet van de zionisten die willen dat wij dat beslist wel blijven onthouden, niet uit piëteit, maar om deze gebeurtenis voor hun plannen uit te buiten. Dít nooit meer, zeggen wij dan daarop met het bij ons opzettelijk opgewekte schuldgevoel, maar wij laten het in een andere vorm dan weer gerust toe, omdat de slachtoffers van nu ons als niet sympathiek worden voorgesteld. ‘Door de holocaust steeds als een soort meetlat te gebruiken lijken de misdaden tegen de menselijkheid, die de zionisten tot nog toe tegen de Palestijnen begingen, minder ernstig dan wat de joden zélf hebben meegemaakt’, zo constateert Hajo Meyer, Auschwitz-overlevende, in zijn boek Het einde van het Jodendom. Zo ontstaat het gevoel bij de zionisten en hun supporters van ‘ga maar door, je hoeft je niet schuldig te voelen want je bent lang niet zo erg als de anderen waren’. De Israëliërs zijn, mede ook door hun verleden, egocentrisch geworden, wat zich onder andere uit in onmenselijk gedrag tegenover niet-joden. Het begrip ‘holocaust’, een ernstige misdaad tegen de mensheid, was geen exclusieve joodse ramp, maar trof naast homosexuelen, geestelijk gestoorden, Jehovah’s getuigen en, volgens overlevenden, in nog heviger mate de zigeuners. Voor hen gold nooit enig erbarmen, zij waren en blijven ook in onze geest ‘Ungeheuer’. Gezien de niet afnemende afschuwelijke gebeurtenissen in het Nabije Oosten voor de Palestijnen, die door sommigen niet als (gelijkwaardige) mensen worden beschouwd, wordt hieronder in chronologische volgorde een groot aantal zionistische misdaden min of meer uitvoerig weergegeven. Door dit alsmaar niet te willen zien of te vergoelijken, maken wij ons aan deze misdaden tegen de mensheid mede schuldig. Wij zullen daaraan kunnen zien dat er na de oorlog opnieuw een ernstige misdaad tegen de mensheid begaan is, namelijk een etnische zuivering, die nog niet beëindigd is, en nu tegen Palestijnen is gericht. Het wordt door hen zelf ‘Nakba’ genoemd maar er worden ook de gewelddadige uitdrijvingen van 1949, 1967 en de minder bekende van andere jaren mee bedoeld. Dit totaal aan misdrijven is even meedogenloos uitgevoerd als de misdaden die de nazi’s begingen. Langduriger, en nog meer wetenschappelijk en methodisch voorbereid dan de holocaust, is er voor onze ogen een menselijke catastrofe ontstaan die wij maar niet willen zien en zelfs verdedigen. Het is namelijk niet een gevolg of reactie op gebeurtenissen, maar een vooropgezet plan om systematisch Palestina te ontdoen van zijn inheemse bevolking en de onderwerping van de overblijvende met werkelijk álle middelen die de bedenkers van dat plan effectief achten. Een reeks van feiten komt nu hieronder aan de orde.
Verklaringen uit de periode vóór de Tweede Wereldoorlog.
1. In 1891 publiceerde Asjer Ginsberg, onder het pseudoniem Achad Haam een artikel De waarheid uit Palestina, waarin hij schreef ‘Joodse kolonisten behandelen de Arabieren vijandig en wreed, Zij beschuldigen hen onterecht en slaan hen ongegeneerd zonder voldoende reden, en zijn daar nog trots op ook’.
2. Hajo Meyer vermeldt dat ver vóór de oprichting van Israël joden zich al schuldig maakten aan het ombrengen van ongewapende burgers.
Beide verklaringen zijn reeds aanwijzingen dat het terroristisch geweld in Palestina door de joden is begonnen.
Tussen 1936 en 1939 pleegde de zionistische organisatie Irgoen talrijke terreuraanslagen in Arabische wijken. Simcha Flapan schrijft hierover: ‘Leden van de Irgoen lanceerden terroristische aanslagen op burgers, hetgeen leidde tot een ongekende geweldescalatie. Je zou kunnen stellen dat de Irgoen het patroon van terrorisme vestigde dat 30 jaar later door Al-Fatah werd overgenomen. Zo werd een groentekar, waarin een bom was verstopt, op een Arabische markt in Jeruzalem gezet. Voorts werd er een bus beschoten en werden er bommen gegooid op markten’.
Op 17 maart 1937 werden de eerste granaten door zionisten in Jeruzalem in cafés met Palestijnen tot ontploffing gebracht.
Andere vooroorlogse primeurs, beslist nooit nagevolgd door Palestijnen, waren het vergiftigen van het waterreservoir in de stad Akkra met typhus en de talrijke verkrachtingen.
Het voornaamste doel was, de Palestijnse gemeenschappen die te dicht bij zionistische vestigingen woonden te intimideren.
Yitschak Shamir, de latere premier van Israël, stelde in 1943: ‘Wij beschouwen het terrorisme allereerst als een onderdeel van de politieke strijd die we onder de huidige omstandigheden voeren. Het speelt een belangrijke rol[…] in onze oorlog tegen de bezetter’.
De Britten die het mandaat over Palestina uitoefenden, gaven de Palestijnen geen of onvoldoende bescherming. In tegendeel, Britse officieren, met name Orde Charles Wingate, instrueerde Hagana (= Israëlische leger in oprichting) troepen in het uitvoeren van strafmissies tegen ‘arabische’ dorpen. Toen de bevolking, daardoor in vertwijfeling, tot stakingen en opstand hun toevlucht namen, werd hun gedrag met kreten als illegaal, geweld, onwettig gedrag enzovoort begeleid. Aan die situatie is eigenlijk nooit enige verandering gekomen, zeker niet sinds de Palestijnen leven onder Israëlische bezetting. Alle legale middelen werden en worden hen op alle mogelijke manieren onthouden. Hun opstand van de jaren 1936-39 werd door de Britten gebroken. Volgens het Britse Mandaatsbestuur ten koste van 3000 Palestijnse doden - waarvan er 110 werden opgehangen - 2000 gewonden en 6000 opgesloten in gevangenissen en concentratiekampen. Het meest opvallende hieraan is dat het aantal doden véél hoger is dan het aantal gewonden. Doorgaans liggen die getallen omgekeerd. Volgens de meeste auteurs bedroeg het aantal doden echter 30.000 à 40.000 en het aantal geïnterneerden 20.000. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog hadden de Britten het verzet gebroken en het Palestijns leiderschap verbannen. Het was natuurlijk daardoor geen wonder dat Palestijnen, in tegenstelling tot de zionisten (het Joods Legioen), de geallieerden in de tweede wereldoorlog geen troepen konden of wilden leveren. De kortstondige flirt van de verbannen Haj Amin al Husayni, mufti van Jeruzalem en guerillaleider, met Hitler komt hierdoor ook in een ander licht te staan
De zionisten hebben, als echte machiavellisten, om hun doel – een joodse staat – te bereiken, geen enkel middel geschuwd. Antisemitisme hebben zij steeds bewust uitgelokt en daarbij joodse levens opgeofferd. Gedurende de tweede wereldoorlog waren de zionisten tegen het geven van geld om joden te redden. Een van hun leiders, Yitzak Greenbaum zei in een toespraak in Tel Aviv op 18 februari 1943: ‘één koe in Palestina is belangrijker dan alle Europese joden bij elkaar’. Hun interesse lag niet in het redden van joden, integendeel, het verspillen van meer joods bloed zou hun eisen aan de naties, voor het creëren van hun staat, meer kracht bijzetten. Hun motto was: Rak b’Dam – alleen door bloed – zullen we het land verkrijgen. Nadat de Palestijnen door de Britten ‘gepacificeerd’ waren, werden de Britten zelf het mikpunt van zionistisch terrorisme.
Een volgende gebeurtenis, vermeldt door de auteurs Norman Rose, Anita Shapira en Sami Hadawi, versterkt deze waarneming:
In november 1940 ligt s.s.Patria in de haven van Haïfa voor anker, met aan boord uit Europa afkomstige joodse vluchtelingen. Zij mogen van de Britten Palestina nog niet in omdat de immigratielimiet voor 1940 al overschreden is. Zij zullen daarom eerst naar Mauritius worden overgebracht. Op 25 november wordt dit schip door de Hagana (= Israëlische leger in oprichting) in de haven opgeblazen. Van de 1724 opvarenden komen er 267 om. De Britse Mandaatsregering werd de schuld indirect in de schoenen geschoven als zijnde het gevolg van hun immigratiebeleid. De Israëlische premier Moshe Sharet verklaarde hierover later: ‘Soms moeten enkelen opgeofferd worden om velen te redden’. Deze gebeurtenis staat niet op zichzelf Op 24 februari zonk onder onopgehelderde omstandigheden de Struma in de Zwarte Zee, 760 joodse vluchtelingen vonden daarbij de dood.
Op de Britten werd ook op directe wijze terrorisme uitgeoefend:
In de nacht van 5 op 6 november 1944 werd Lord W.E.G.Moyne door leden van de Stern-gang (een joodse terroristische organisatie) in Caïro vermoord. Dit was de eerste moord van de zionisten op een regeringsleider. De daders werden nadat zij gestorven waren in de Hal der Helden in Jeruzalem opgebaard en met militaire eer op Mount Herzl begraven.
Het joodse terrorisme na de oorlog
In 1946/47 nam het joods terrorisme sterk toe.
1. Op 18 juni 1946 hadden de zionisten op het in gijzeling nemen van mensen, om druk uit te oefenen op de mandaatsregering, alweer de primeur.
2. Op 22 juli 1946 werd een vleugel van het King David Hotel in Jeruzalem opgeblazen. Onder de bijna 100 doden waren Britten, Arabieren en joden, allemaal in overheidsdienst. Dit was een Irgoen-actie.
3. Op 13 oktober 1946 werden door de zionisten in Rome in de Britse ambassade de eerste bomkoffers geplaatst.
4. Op 5 december 1946 werden door de zionisten de eerste auto’s in een burgerwijk in Sarafand (bij Jaffa) tot ontploffing gebracht.
5. Op 29 december 1946 werden een Britse majoor en drie andere officieren ontvoerd en gegeseld als vergelding voor de straf van 18 stokslagen door een Militair Hof opgelegd aan een joodse terrorist.
6. Tussen 4 en 6 juni 1947 werden de eerste 20 bombrieven door de zionisten vanuit Italië naar Londen gezonden.
7. Op 30 juli 1947 werden twee Britse sergeanten opgehangen in een boomgaard bij Natanya. Hun afgesneden penissen werden in hun mond gestoken. De lichamen werden van boobytraps voorzien, alsmede een bord met de tekst: ‘Dit is de straf van het Irgoen Hoge Tribunaal’. Het was een represaille wegens de ter dood veroordeling van drie joodse terroristen door het Britse Gezag.
8. Ook bompakketten werden door de zionisten als eersten tegen Britten gebruikt in Londen op 3 september 1947.
9. Vanaf einde 1947 tot mei 1948 werd er vanuit een illegaal door de joden neergezet huis naast de hoofdweg van Jeruzalem naar Ramallah door joodse soldaten op ieder Palestijns voertuig gevuurd. Speciaal bussen en taxi’s moesten het ontgelden waarbij veel vrouwen en kinderen omkwamen.
10. Tenslotte kwam in december 1947 ook de etnische zuivering van steden aan de beurt. De primeur kreeg Haifa dat door de VN als vrijhaven was aangewezen. In de lager gelegen delen van de stad woonden de Palestijnen, destijds 75.000 in getal. Vanaf de hogere delen in de stad rolden zionistische troepen vaten vol explosieven en enorme stalen ballen naar beneden. Vervolgens goten zij olie vermengd met benzine over de naar beneden leidende wegen en staken de vloeistoffen in brand. De in paniek uit hun huizen rennende burgers die deze rivieren van vlammen wilden doven werden terstond met mitrailleurs bestookt. En daarmee hielden de zionistische acties in die stad niet op, zoals de arbeiders van de Iraqi Petroleum Company aldaar ondervonden, toen zij stonden te wachten tot de poort open ging en er een bom temidden van hen werd gegooid...
Paul Lamp,
bestuurslid
Stichting Stop de Bezetting
De gegevens voor deze studie zijn in de kern ontleend aan internationaal archief onderzoek. Hiertoe is van de volgende bronnen gebruik gemaakt:
John Bagot Glubb, A Soldier with the Arabs, Hodder and Stoughton London 1957
Fouzi El-Asmar, Een Arabier uit Israël, Cypres Amstelveen 1985 , ISBN 90 71261 01 8
Hajo G.Meyer, Het einde van het jodendom, Vasallucci Amsterdam 2004, ISBN 90 5000 515 2
Ilan Pappe, The Ethnic Cleansing of Palestine, Oneworld, Oxford 2006, ISBN 978-1-85168-555-4
Egbert Talens, Een bijzondere relatie, Het conflict Israël-Palestina nader bekeken 1897-1993, Aspekt Soesterberg 2005, ISBN 90 5911 222 9
No comments:
Post a Comment