Volkskrant-journalist Feenstra vroeg een jaar geleden of hij bij de OMT vergaderingen mocht zijn. Nee natuurlijk. Maar hij kreeg regelmatige gesprekken met 5 OMT leden waarvan hij pas een jaar later verslag mocht doen in de Volkskrant.
Dat verslag vescheen vandaag, en ik heb het hieronder integraal weergegeven, waarvoor dank aan de Volkskrant,
Mijn impressie:
Ze zaten collectief te slapen in januari en februari.
Rutte nam zijn verantwoordelijkheid niet: wilde zich achter het OMT verschuilen.
Later werd Van Dissel ingepalmd: zondag-ochtend op het Catshuis: ouwe jongens krentebrood. Zondag-avond stuurde Van Dissel zijn voorstellen aan het OMT, dan daar nauwelijks nog iets aan kon veranderen.
Het alternatieve team, het Red Team, bestond uit hardliners. Mensen die nòg strenger waren dan het OMT. Invloed van psychologen en economen is er nooit geweest.
Over mijn persoonlijke stokpaardje wordt in dit artikel totaal niet gerept. Het laag hangend fruit interesseert blijkbaar niemand. Het hele gedoe gaat om die ene appel die 6 meter bovenin de kruin van de boom hangt. Dìe moeten we plukken blijkbaar.
De 'Masters' beperken het terrein van de discussie: 'Hoe krijgen we die appel van 6 meter hoog naar beneden.' Terwijl we allemaal voldoende appels kunnen plukken door op een stoel te gaan staan.
En wat die Natalie Righton doet bij dit artikel weet ik niet. Ik weet wel dat de Engelse mevrouw Righton in Nederland een totaal verkeerd beeld over Afghanistan wist te vestigen. Dat weet je pas als je een àndere journaliste aan het woord laat: Bette Dam. Righton werkt voor de Masters.
=== Mijn stokpaardje:
1) maak de mensen weerbaar. Geef ze vitamine D, quercetine, ivermectine etc.
2) zorg voor lage virus-load: maskers, ventilatie etc.
3) splits de maatschappij in sterken (< 50 jr) en zwakken (> 65 jr) en laat op die manier de sameleving in tact en de economie ongemoeid.
RECONSTRUCTIE
Over politieke druk,
bedreigingen en
onderlinge spanning
Een jaar in het voetspoor van vijf
OMT-leden
Door Willem Feenstra | Illustraties: Kevin McGivern 23 januari 2021,
05:00
De adviezen van het OMT over de bestrijding van corona hadden een enorme impact, maar hoe ze tot stand kwamen was niet bekend. Willem Feenstra volgde een jaar lang vijf leden. Zij vertellen over de politieke en maatschappelijke druk, bedreigingen en verhitte onderlinge discussies.
Microbioloog Jan Kluytmans wandelt wel vaker door het Mastbos bij Breda om
zijn hoofd leeg te maken, maar op vrijdagochtend 16 oktober heeft hij aan een
paar uur niet genoeg. Sinds het begin van de coronacrisis is zijn leven
drastisch veranderd. En nu staat alles op z’n kop.
Kluytmans is
aangedaan. Vanwege zijn rol in het Outbreak Management Team (OMT), waarbinnen
de spanning de laatste tijd oploopt. Vanwege de tweede golf, die ze tot zijn
frustratie niet hebben kunnen voorkomen. Vanwege de bedreigingen, die steeds
dichterbij komen.
Het voelt,
zegt hij, alsof de veiligheid van zijn gezin op het spel staat. Mede daarom
trekt hij zich voorlopig terug uit de media.
Op zijn
verzoek spreken we vandaag niet af in het ziekenhuis, maar hier in het bos.
Buiten kan hij beter reflecteren, afstand nemen van de crisis. Hier kan hij
vertellen wat hem écht dwarszit.
Net als
andere OMT-leden maakt hij zich namelijk grote zorgen. De wetenschappers
dreigen te verworden tot een speelbal van het kabinet. Ze hebben het gevoel dat
adviezen worden beïnvloed; hun onafhankelijkheid staat op het spel. Mede
daardoor kwam de ‘gedeeltelijke lockdown’, die premier Rutte een paar dagen
eerder aankondigde, te laat. Hoe hebben ze dit kunnen laten gebeuren?
Als er niet
snel iets verandert, zegt hij, stopt hij als OMT-lid. En hij is niet de enige.
De
Volkskrant volgde
het afgelopen jaar vijf leden van het OMT, dat een cruciale rol heeft in de
bestrijding van het coronavirus. Niet meer in de luwte van labs en ziekenhuizen
stonden de wetenschappers ineens volop in de schijnwerpers. Wat zij bespraken
en adviseerden, had een enorme impact.
Nooit eerder
waren zij zo belangrijk én kwetsbaar tegelijk. Het is een historisch moment;
een ultieme test of ze bestand zijn tegen de last die op hun schouders drukt.
Een worsteling met de buitenwereld, met elkaar en met zichzelf. Want hoe blijf
je overeind in het enorme krachtenveld tussen politiek en maatschappij?
Jan
Kluytmans, de microbioloog die veel onheil op voorhand zag aankomen. Diederik
Gommers, de intensivist die zich bleef verzetten tegen politieke druk. Anja
Schreijer, de GGD-arts die de waarschuwingen wel van de daken wilde schreeuwen
maar vastliep in het politieke systeem. Alex Friedrich, de microbioloog die de
knuppel in het hoenderhok gooide om mensen wakker te schudden. En Marion
Koopmans, de onvermoeibare viroloog die alles bij elkaar hield.
Plots werden
ze veelgevraagde gasten aan talkshowtafels en verguisd door virusontkenners.
Een verzoek
van de Volkskrant om een tijd lang bij de besloten
OMT-bijeenkomsten te zijn, werd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) in het voorjaar afgewezen. Wetenschappers, vond het instituut,
moeten vrijuit kunnen discussiëren over ongemakkelijke onderwerpen. Ze moeten
extreme standpunten kunnen innemen. Notulen blijven binnenskamers. De
vertrouwelijkheid mag niet worden verbroken.
Als
alternatief sprak de krant regelmatig met de vijf leden. Vaak urenlang, in hun
ziekenhuizen, kantoorgebouwen of de buitenlucht. Soms korter, via de telefoon.
Ze praatten op voorwaarde dat er pas na een jaar over zou worden gepubliceerd.
Hun hoop was dat het land tegen die tijd in rustiger vaarwater zou zijn
gekomen.
Nu, een jaar na de eerste OMT-bijeenkomst over het coronavirus, zit het land in de zwaarste lockdown tot nu toe en is dit verhaal compleet noch afgelopen. Het is een tussenstand, de reconstructie van een aantal cruciale momenten. En een poging licht te werpen op de vergadering die we niet zien maar die wel veel bepaalt.
Jan Kluytmans:
Tussen de
bamboeplanten in de hal van het Erasmus MC haalt Marion Koopmans haar handen
door haar grijze lokken. De afgelopen maanden is er zo veel gebeurd dat ze in
haar geheugen moet graven naar het moment waarop het voor haar begon.
Waarschijnlijk,
zegt ze, is dat op 31 december 2019. Dan hoort ze dat er in de Chinese
miljoenenstad Wuhan een aantal mensen in het ziekenhuis ligt met een
mysterieuze longontsteking. ‘Is this the one?’, vraagt ze meteen aan een
contact bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Koopmans’
werkzame leven draait om virussen. Als hoogleraar virologie aan het Erasmus MC
in Rotterdam heeft ze internationaal een enorme reputatie opgebouwd. Al jaren
waarschuwt ze voor de wereldwijde uitbraak van een onbekend virus dat veel kan
verwoesten.
Als lid van
het Emergency Team van de WHO zit Koopmans dicht bij het vuur. Ze schuift ook
geregeld aan bij het Outbreak Management Team. De dan nog relatief onbekende
groep wetenschappers adviseert het kabinet in wisselende samenstelling over
(dreigende) uitbraken van infectieziekten. In november 2019 kwamen ze voor het
laatst bijeen om te spreken over lassakoorts.
Mede op
aandringen van Koopmans wordt er op 24 januari een nieuwe OMT-bijeenkomst
belegd, onder leiding van RIVM-directeur Jaap van Dissel. De sfeer is er
allesbehalve alarmistisch. In een zaaltje van het hoofdkantoor van het RIVM in
Bilthoven geeft ze een presentatie over de Chinese situatie. Ze pleit voor
alertheid. ‘We moeten ervan uitgaan dat dit virus ook in Nederland komt, hebben
we toen allemaal gezegd.’
Na de
bijeenkomst nemen de OMT-leden zoenend en handenschuddend afscheid.
De ernst van
de situatie daalt bij de meeste deskundigen ook begin februari nog niet in.
‘Achteraf’, zegt microbioloog Jan Kluytmans in een vergaderkamer in ziekenhuis
Amphia in Breda, ‘is dat de maand waarin het verschil gemaakt had kunnen
worden’.
Kluytmans
ruikt als een van de eersten in Nederland onraad. Op 10 februari vreest hij een
tekort aan beschermende middelen en bestelt hij mondmaskers en handschoenen
voor zichzelf. Dan kan hij zijn kwetsbare moeder blijven bezoeken als het virus
Nederland bereikt.
Het RIVM
maakt zich dan nog niet al te druk. Op 27 februari, meer dan een maand na het
eerste OMT-beraad over corona, schrijft het een tweede vergadering uit. ‘We
hadden het toen over een denkbeeldige casus’, vertelt Koopmans. ‘Stel dat er
één coronapatiënt zou opduiken in Deventer. Moet dan de hele stad op slot?’
Later zal
blijken dat er dan al honderden besmettingen in Nederland zijn en dat tijdens
carnaval duizenden erbij zijn gekomen.
Door een
reeks onrustbarende ontwikkelingen krijgen de OMT-leden in maart stuk voor stuk
een knoop in hun maag. Kluytmans, Koopmans en Friedrich realiseren zich dat het
virus zich razendsnel en ongemerkt heeft verspreid. Schreijer merkt dat de
GGD-systemen niet op de grote aantallen zijn berekend. Gommers ziet dat
ziekenhuizen worstelen met de nieuwe ziekte, die bij veel patiënten ernstiger
uitpakt dan verwacht.
Friedrich,
Kluytmans en Schreijer raken in die maand ook zélf besmet. Vooral Friedrich en
Schreijer zullen de gevolgen nog lang voelen.
In de vijf
OMT-vergaderingen in maart komen de signalen allemaal samen. Onder de
wetenschappers ontstaat een onrustige, soms paniekerige stemming – net als in
de rest van het land. Hoeveel doden gaan er vallen? Wat kunnen ze doen om dit
te stoppen?
Ik kreeg er een ongemakkelijk gevoel
bij
- Jan Kluytmans
Microbioloog
Het kabinet weet zich geen raad en leunt volledig op de wetenschappers.
Tijdens zijn toespraak vanuit het Torentje op 16 maart zegt premier Mark Rutte
dat de OMT-adviezen ‘vanaf het begin leidend zijn geweest voor alle maatregelen
die tot nu toe in Nederland zijn getroffen’.
‘Ik kreeg er
een ongemakkelijk gevoel bij’, zegt Kluytmans in april in een werkkamer van
Amphia in Breda, een van de ziekenhuizen waar de meeste coronapatiënten liggen.
‘Omdat je daarmee verantwoordelijk wordt gemaakt voor politiek beleid. Politiek
en wetenschap moet je juist gescheiden houden.’
Officieel is
de rolverdeling in deze crisis als volgt: het OMT adviseert welke maatregelen
kunnen worden genomen om het virus terug te dringen. Dat advies gaat eerst naar
bestuurders en topambtenaren in het ‘bestuurlijk afstemmingsoverleg’ (BAO), die
bekijken of de adviezen praktisch uitvoerbaar zijn. Daarna besluiten politici
welke maatregelen worden genomen.
Die volgorde
is belangrijk: het voorkomt dat wetenschappers over het politieke beleid gaan
en dat politici selectief kunnen shoppen in wetenschappelijk advies.
Ruttes
uitspraken zijn gevaarlijk, vinden veel OMT-leden. Kluytmans en Koopmans
spreken hun zorgen over de schijn van rolvermenging uit tegenover voorzitter
Jaap van Dissel. Ze vinden dat Rutte duidelijk moet maken dat niet zij het
beleid bepalen, maar de politici zelf. Nadat Van Dissel hun zorgen heeft
doorgegeven, past Rutte zijn toon enigszins aan.
Het is opmerkelijk hoe eensgezind de stemming onder de meeste wetenschappers is in die eerste echte crisismaand: iedereen doet z’n stinkende best, meer kun je niet doen. Kritiek leveren kan achteraf, als de eerste besmettingsgolf voorbij is.
Marion Koopmans en Alex Friedrich.
Microbioloog Alex Friedrich van het UMCG in Groningen breekt als een van de
eersten met die status quo. In de media laat hij weten dat de noordelijke
provincies ‘zich hebben losgekoppeld van het landelijk beleid’. Zijn adagium:
testen, testen, testen. Om zicht te houden op het virus. Om brandhaarden in
zorginstellingen te kunnen uittrappen.
Friedrich
zit in het bestuur van de Europese vereniging voor microbiologen en heeft veel
contacten over de grens. Als ‘regiovertegenwoordiger’ van het noorden is hij
eenmalig uitgenodigd bij het OMT, eind februari. Verder staat hij in maart
buiten de adviesgroep. Dat zorgt er ook voor dat hij ‘onafhankelijker kan
blijven redeneren’, zegt hij in een vergaderzaaltje van het UMCG.
Wie in ieder
geval moeten worden getest, zegt hij in maart in de landelijke media, zijn
zorgmedewerkers. Omdat zij dicht bij patiënten komen, zijn ze ‘potentiële
stroomversnellers’ van de epidemie. Iedere medewerker met klachten – ook van
buiten het ziekenhuis – kan zich in Groningen laten testen. Daarmee gaat hij
rechtstreeks in tegen het OMT, dat adviseert ‘terughoudend te zijn met het
testen van personeel’ vanwege ‘tekorten bij de labs’.
Ineens
krijgt Friedrich landelijke bekendheid. De schaarste bij labs, waar het OMT
over spreekt? Hij heeft veel labs zelf gebeld, zegt hij. Het klopt dat ze met
hun voorraden geen maanden vooruit kunnen, maar wel weken. Dat is bij de start
van een pandemie meer dan genoeg om de eerste golf te remmen en tijd te winnen
tot de zomer.
OMT-leden en
politici reageren aangebrand. ‘Ieder voor zich is niet de manier waarop je een
crisis te lijf gaat’, sneert minister Hugo de Jonge.
Friedrich,
nu: ‘Als je ziet dat beleid je patiënten schaadt, moet je ervan afwijken.’
Dat ook
sommige wetenschappers uit het OMT als door een wesp gestoken reageren, is
merkwaardig. Doorgaans worden andere meningen in de wetenschap juist
aangemoedigd. ‘Maar nu werd het OMT door de politiek gebruikt als hitteschild’,
zegt Friedrich. ‘Ze waren bijna heilig verklaard. Eerder ingenomen standpunten
werden verdedigd, in plaats van nieuwe te verwelkomen.’
Het is een
van de ergste dingen die je als wetenschapper kan overkomen, zegt Friedrich.
‘Dat ze tegen je zeggen: omdat jij een ander standpunt hebt, ben je niet
solidair.’
Tot zijn
verbazing krijgt Friedrich opeens weer een uitnodiging voor het OMT-beraad van
6 april. Willen ze zijn kritische geluid in het publieke debat doen verstommen
door hem binnenboord te halen? Of hebben ze echt behoefte aan zijn expertise?
Hij besluit in te gaan op de uitnodiging. ‘Ik vond het beleid op cruciale
punten niet goed’, zegt hij. ‘Ik wilde proberen dat van binnenuit te
beïnvloeden.’
Eén ding
spreekt hij met zichzelf af: hij gaat niet achter adviezen staan waarmee hij
het als wetenschapper oneens is. ‘Dat is voor mij een dikke rode streep.’
Er is veel
kritiek op de ‘intelligente lockdown’ in Nederland, die volgens sommige
buitenlandse deskundigen te slap is. In verpleeghuizen is het sterftecijfer ten
opzichte van andere landen relatief hoog. Maar eind april blijkt de Nederlandse
strategie toch ook te werken. Het aantal ziekenhuisopnamen daalt. Het OMT
adviseert voorzichtige versoepelingen. De ergste crisis lijkt voorbij.
In de
bestuursvleugel van ziekenhuis Amphia heeft Kluytmans toch een diepe groef op
zijn voorhoofd. Hij is bevreesd. ‘Het is voor ons niet meer zo moeilijk om te
adviseren hoe je de besmettingen kunt terugdringen’, zegt hij. Lastiger is de
periode die nu aanbreekt; een balanceeract tussen versoepelen van restricties
en controleren van het virus.
Hoe zorg je
ervoor dat mensen in de vakantieperiode gedisciplineerd blijven? Hoe voorkom je
een tweede besmettingsgolf tijdens de herfst? En wat als die toch komt, gaan
mensen dan weer zo goed meewerken?
‘Om eerlijk
te zijn’, zegt hij zacht, alsof hij niet wil dat anderen het horen, ‘denk ik
van niet.’ ‘Want hoe lang houden mensen deze soms moeilijk te begrijpen
maatregelen vol? Ik ben werkelijk huiverig dat er een soort volksopstand
ontstaat, en dan staan wij als OMT-leden wel erg in de schijnwerpers.’
Hoewel de
buitenwereld er weinig van mee krijgt, wordt er in het voorjaar binnen het
adviesorgaan soms op felle toon gediscussieerd. Over een aantal onderwerpen
worden de wetenschappers het maar niet eens. Hebben mondmaskers wel of geen
nut? Dragen mensen zonder klachten bij aan de verspreiding van het virus? En
hoe zit dat met kinderen?
Nu Friedrich
in de club is opgenomen, laat hij tijdens de vergaderingen van zich horen ook.
Hij heeft het gevoel dat Nederland ‘in de verkeerde film zit’. Wat in het
buitenland allang als waarheid wordt aangenomen, staat hier tot de zomer
doorlopend ter discussie. Ja, meent hij, mensen zonder klachten verspreiden het
virus. Ja, ook kinderen tussen 10 en 18 jaar oud doen volop mee. Ja, het verplichten
van mondmaskers is nodig. ‘Doe je dat niet, dan is het alsof je zegt: iedereen
is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van een meter dijk.’
Het werd heftig, het werd
persoonlijk. Dat raakte me hard
- Alex Friedrich
Microbioloog
Wat hij vreesde, gebeurt. Hij komt in gewetensnood. Hij is het niet eens
met de OMT-adviezen over bijvoorbeeld de rol van besmette mensen zonder
symptomen. Er wordt volgens hem niet genoeg rekening gehouden met
besmettelijkheid voorafgaand aan de eerste ziektedag. Het liefst zou hij het
van de daken schreeuwen, zoals hij in maart deed over het testen, maar, zo
wordt hem snel duidelijk, ‘dat is niet de bedoeling’.
Hij legt
zijn twijfels voor aan buitenlandse collega’s. ‘Toen schrok ik’, zegt hij
later. ‘Daar mochten OMT-leden hun eigen standpunt publiekelijk wel uitleggen,
ook al ging dat in tegen het officiële OMT-advies. Hier kreeg ik reacties van
OMT-leden waaruit bleek dat dat niet werd gewaardeerd; het zou ondermijnend
zijn voor het OMT-beleid. Het werd heftig, het werd persoonlijk. Dat raakte me
enorm.’
‘Drie tot
vier keer’ overweegt Friedrich in het voorjaar om uit het OMT te stappen.
Voorzitter Van Dissel overtuigt hem er uiteindelijk van dat zijn afwijkende
geluid toch welkom is. En zijn verantwoordelijkheidsgevoel houdt hem tegen.
Zo blijft
hij trouw aanschuiven bij de OMT-overleggen, die verlopen volgens een vast
stramien. Vanuit huis of soms hun werkplek loggen de leden – intussen zijn het
er zo’n veertig – op maandagochtend in bij de beveiligde videovergadering.
Na een paar
formaliteiten volgen er presentaties, van het RIVM of OMT-leden, over de
laatste wetenschappelijke inzichten. Jacco Wallinga, rekenmeester bij het RIVM,
licht de ontwikkeling van de besmettingscijfers toe. Vervolgens worden de
agendapunten behandeld. Meestal zijn de OMT-adviezen al uitgebreid voorbereid
door het RIVM.
Onder de
OMT-leden is alom waardering voor de manier waarop Van Dissel de vergaderingen
leidt. Iedereen krijgt de kans zijn zegje te doen. Als het te langdradig wordt,
kapt de voorzitter het vakkundig af. Per advies geeft Van Dissel een mondelinge
samenvatting. ‘Is dit een goede weergave van onze conclusie?’, vraagt hij dan.
Soms wordt er geprotesteerd en moet hij herformuleren. Uiteindelijk komt het
altijd tot een compromis.
Op het
terras naast de ingang van de Amsterdamse dierentuin Artis is van het virus
weinig te zien. Het is zomervakantie, Nederlanders trekken weer eropuit alsof
er niks aan de hand is. Surrealistisch, constateert GGD-arts Anja Schreijer
droogjes.
De Kamer is
met reces en ook de meeste OMT-leden vieren vakantie, soms zitten er in de
zomermaanden drie weken tussen overleggen. Het is nu aan de de veiligheidsregio’s
en de burgemeesters om te zorgen dat het virus niet opnieuw oplaait.
Schreijer
weegt haar woorden zorgvuldig. Als medewerker van de GGD is ze naast arts ook
ambtenaar, en valt daardoor onder het Amsterdamse stadhuis. Ze zou graag
vrijuit willen spreken, maar is voorzichtig, omdat haar woorden bestuurders in
de problemen kunnen brengen.
Sinds begin
april, toen ze voorzitter werd van het Landelijk Overleg
Infectieziektebestrijding, is ze een vast lid van het OMT. De discussies worden
dan vooral gevoerd door virologen, microbiologen en artsen uit de ziekenhuizen.
Schreijer brengt de dagelijkse praktijk vanuit de maatschappij in: hoe mensen
omgaan met het virus en de maatregelen.
Het zijn de
maanden waarin Nederland de pandemie te lijf gaat per veiligheidsregio. Zo kan
er sneller worden ingegrepen als het virus ergens oplaait, is het idee.
Burgemeesters kunnen in hun regio evenementen verbieden, groepsgrootten bepalen
en zelfs horeca en winkels sluiten.
Als in juli
de besmettingen in Rotterdam en Amsterdam weer toenemen, blijkt al snel dat die
strategie niet werkt. Vanuit Amsterdam ziet Schreijer het fout gaan. Net als de
andere GGD’s adviseert zij de veiligheidsregio’s maatregelen te nemen, maar ze
vindt geen luisterend oor. ‘Op een gegeven moment denk je dan: waar kan ik mijn
adviezen nog kwijt?’
Er is een
‘poldermoeras’ ontstaan, concludeert ze. Veiligheidsregio’s vergaderen met
elkaar, burgemeesters vergaderen met elkaar, GGD’s vergaderen met
veiligheidsregio’s, GGD’s vergaderen met burgemeesters. GGD-artsen vergaderen
met elkaar en met het RIVM.
Het werd een beetje handjeklap. Ik
wil wel mondkapjes, ik niet, ik wil een avondklok, ik niet
- Anja Schreijer
GGD-arts
‘Het wordt een beetje handjeklap’, zegt Schreijer aan het eind van de zomer
in een café in haar woonplaats Utrecht. ‘Ik wil wel mondkapjes, ik niet. Ik wil
een avondklok, ik niet. Ik wil maatregelen tegen studenten, ik heb in m’n stad
nauwelijks studenten. Ik heb tegen het RIVM gezegd dat we terug moesten naar de
landelijke aansturing.’
De GGD
Amsterdam gaat ondertussen zelf met ‘risicogroepen’ in gesprek.
Studentenverenigingen bijvoorbeeld, die hun introducties moeten aanpassen. ‘Als
je dan twee weken na zo’n gesprek hoort dat bij een studentenvereniging een
spel werd gespeeld’, zegt Schreijer, ‘waarbij studenten een lepeltje moesten
doorgeven en er allemaal aan moesten likken, dan weet je dat het de verkeerde
kant opgaat.’
Op donderdag
6 augustus geven premier Rutte en minister De Jonge een persconferentie over
het toegenomen aantal besmettingen. ‘We dreigen de winst te verspelen die we
met elkaar in de afgelopen maanden hebben geboekt’, zegt Rutte. Zorgelijk,
vindt ook De Jonge, al is de situatie volgens hem anders dan in het voorjaar.
Dankzij het bron- en contactonderzoek ‘kunnen we vuurtjes snel uittrappen’,
zegt hij.
Nog geen 24
uur later maken de GGD’s van Rotterdam en Amsterdam bekend dat ze datzelfde
bron- en contactonderzoek gaan afschalen. Er zijn simpelweg te veel
besmettingen, het is niet meer bij te benen. Het komt voor De Jonge als een
complete verrassing. Hij voelt zich door de GGD’s in zijn hemd gezet, en
ontsteekt op het ministerie in woede.
Het OMT
blijft in de zomer op de achtergrond, maar onderling discussiëren de leden wel
over een belangrijke vraag: is hun blik niet te nauw? Zou het OMT niet moeten
bestaan uit sociologen, gedragswetenschappers en economen?
Ze hebben in
het voorjaar in hun omgeving gezien hoe destructief adviezen kunnen uitpakken.
Kinderen die soms in onprettige omstandigheden thuis kwamen te zitten.
Ondernemers, die de wanhoop nabij zijn. De cijfers van huiselijk geweld die
blijven oplopen. Kunnen zij die belangen wel genoeg meewegen?
Het is Jaap
van Dissel die een einde maakt aan die discussie. Het OMT, zegt hij, moet zich
buigen over het virus, over testen, over een exitstrategie. Nu al is soms
nauwelijks consensus te vinden. Laat staan als er ook nog economen aan tafel
zitten. We zitten er om de kwaal te bestrijden, niet voor de bijwerkingen, is
de conclusie. ‘Ik denk’, zegt Kluytmans later, ‘dat hij daar wel gelijk in
had.’
Aan de
andere kant is er ook steeds luidere kritiek. Uit de samenleving, vanuit
bijvoorbeeld actiegroep Viruswaanzin, die zich verzet tegen de maatregelen.
Maar ook van experts, die zich later zullen verenigen in het Red Team. Zij
pleiten in juli juist voor strengere maatregelen dan het OMT adviseert.
In de
gesprekken met OMT-leden blijkt het Red Team steeds een gevoelig onderwerp.
Sommige wetenschappers hekelen de aanvallende toon richting het OMT. Ze zeggen
het niet letterlijk, maar ergens zijn ze jaloers op de onafhankelijke positie
van het Red Team.
Zelf zitten
ze steeds meer in een keurslijf. Neem bijvoorbeeld de agenda voor de
vergadering, die ontvangen ze samen met onderliggende stukken pas zondagavond.
Daarmee is de voorbereidingstijd voor de bijeenkomst van maandagochtend extreem
kort. Doordat de planning bovendien is dichtgetimmerd, kunnen ze zelden
agendapunten toevoegen. Het leidt tot steeds meer irritatie binnen de groep
wetenschappers.
Dit gaat niet goed. Nou hebben we
het belangrijkste nog niet eens besproken
- Marion Koopmans
Viroloog
De originele agenda, die door het RIVM is opgesteld, drukt zwaar op de
inhoud van het OMT-overleg. Maar hoe onafhankelijk komt die tot stand? Wordt
die mede bepaald door de politici in het Catshuis, die zondagmiddag
bijeenkomen? Moeten bepaalde maatregelen worden vermeden omdat het kabinet er
nog niet aan toe is?
Een paar
keer spreken prominente OMT-leden in de vergadering hun frustraties uit over de
gang van zaken, vertellen ze later. In september, als de besmettingen al flink
oplopen maar er nog geen harde maatregelen worden geadviseerd, neemt Marion
Koopmans aan het eind van de vergadering het woord. ‘Dit gaat niet goed’, zegt
ze geïrriteerd. ‘Nu hebben we het belangrijkste nog niet eens besproken.’
Want ja,
waarom is een lockdown bij de OMT-vergadering niet ter tafel gekomen, het
instrument dat in het voorjaar zo succesvol was?
Achteraf
snapt Kluytmans het ook niet. ‘Als je mij en een aantal andere OMT-leden
vraagt: wanneer hadden jullie het idee dat er een lockdown moest komen, dan was
het al begin september. En toch hebben we het er niet doorheen gekregen. Dat
hebben we niet goed gedaan. Hoe dat komt? Ik weet het nog steeds niet precies,
maar in die vergaderingen zit wel een dynamiek die het moeilijk maakt.’
‘Het RIVM heeft een zware rol’, zegt Kluytmans. ‘Het stuurt het proces en de inhoud in belangrijke mate.’ Deels is dat logisch, zegt de microbioloog, omdat de instantie veel kennis in huis heeft. ‘Maar als zij een advies voorbereiden zonder onze input, hebben ze wel een heel grote stempel gedrukt. In een vergadering ga je dan niet over radicaal andere dingen praten.'
Anja Schreijer en Diederik Gommers.
Bij de OMT-vergadering begin september pleit Koopmans voor wekelijkse
bijeenkomsten, een ander gevoelig punt. Want ook al willen de OMT-leden bij
elkaar komen om sneller in te springen op de ontwikkeling van het virus, dat
kan alleen als het RIVM als formele organisator een vergadering uitroept. In
september, de maand waarin het virus de opmars naar de tweede golf beleeft,
gebeurt dat slechts twee keer.
Het steekt
de OMT-leden. Een gevoel dat wordt versterkt door de opkomst van het Red Team,
de onafhankelijke expertgroep die steeds nadrukkelijker aanwezig is en
inmiddels ook door politici is omarmd. Zij kunnen wél adviseren wanneer ze maar
willen. Over de onderwerpen die ze zélf kiezen. En daardoor soms adequater
reageren op de opkomst van het virus.
Koopmans’
ongeduld is voelbaar, maar toch overheerst bij haar een ander gevoel. Ze is
ongerust over de felle kritiek op Van Dissel, uit de maatschappij en de media.
‘Ik heb het gevoel dat barbertje moet hangen’, zegt ze. ‘Als er iets vervelends
gebeurt, kom ik wel weer aan de bak, dat is het probleem niet, maar er is nu
zo’n vies klimaat. Ik wil daar niet willens en wetens aan meewerken.’
Je denkt echt: ik ben een van jullie
- Diederik Gommers
Intensivist
Op maandag
28 september barst de bom. Het OMT-beraad van die ochtend is op Van Dissels verzoek
last minute met een uur vervroegd. Als iedereen is ingelogd, begint hij met een
mededeling: hij heeft haast, hij moet snel door naar het kabinet.
Na de zomer
is bij een aantal OMT-leden het ongemak gegroeid over Van Dissels aanwezigheid
in het Catshuis. Ze merken dat hij steeds meer moeite heeft rollen van elkaar
te scheiden. Hij is voorzitter van de onafhankelijke groep wetenschappers die
ongemakkelijke adviezen moet kunnen geven, maar hij is ook vaste deelnemer aan
de zondagse Catshuisoverleggen, waar het kabinet de te varen koers al uitzet.
‘Eigenlijk
is dat niet goed’, zegt Diederik Gommers, intensivist in het Erasmus MC, in
zijn werkkamer naast de intensive care. ‘Het is daar erg
ouwe-jongens-krentenbrood. Je denkt echt: ik ben een van jullie. Dat is
onvermijdelijk.’ Hij heeft zelf ervaren hoe je onafhankelijkheid in het
Catshuis langzaam verdwijnt, toen hij er in het voorjaar regelmatig kwam. ‘Ik
merk dat ik het fijn vind dat ik nu meer afstand heb. Volgens mij ben ik altijd
eerlijk geweest, maar nu kan ik onafhankelijker en vrijer spreken.’
Die maandag
eind september blijkt er tot ontzetting van een aantal OMT-leden al een pakket
maatregelen te zijn dat zondag in het Catshuis is besproken. Het is door het
kabinet bedacht, in overleg met Van Dissel, zodat het snel kan worden
gecommuniceerd naar de betrokken partijen en de buitenwereld.
Op dat
moment wordt het voor sommige OMT-leden pas echt duidelijk dat er iets helemaal
fout zit. Voor hun gevoel kunnen zij die dag niet anders dan tekenen bij het
kruisje. Het Catshuisberaad, de verwevenheid van Van Dissel met het kabinet, de
sterke sturing vanuit het RIVM: het zorgt ervoor dat het OMT praktisch
buitenspel staat.
Sommige
OMT-leden zijn zó boos dat ze hun woede anoniem ventileren tegenover de
Volkskrant. De volgende dag staat het in de krant met de kop: ‘Deel OMT
wilde strengere maatregelen en voelt zich buitenspel gezet door de politiek’.
Het is een
cruciaal moment in het bestaan van het OMT. De regels schrijven voor dat de
inhoud van OMT-beraden binnenskamers blijft. Alles moet bespreekbaar zijn,
zonder dat leden zich inhouden.
De anonieme
OMT-leden breken niet letterlijk met die code – wat er precies is besproken
laten ze in het midden – maar voor andere OMT-leden voelt het wél zo; ze zijn
woedend. ‘Dit is een dolk in de rug van Jaap’, zegt een van de wetenschappers
bij een volgende vergadering.
‘Op dat
moment voelde het even alsof het toch niet veilig was in het OMT’, zegt
Schreijer. ‘Ik begrijp waarom mensen het deden, het zal ook vast een effect
hebben gehad, maar ik vond het onverstandig. En schadelijk voor de reputatie
van het OMT.’
Het is rond
die tijd dat Marion Koopmans vreest dat de boel ‘in elkaar gaat klappen’. ‘Er
werd door een paar mensen gezegd: ik stap op. Ik heb vooral het gevoel gehad:
jongens, dat zou heel slecht zijn.’
Ook
Friedrich, die niet tot de anonieme leden behoorde, ziet het als een reële
mogelijkheid dat het OMT uiteenvalt. ‘Ik zou dat niet erg vinden’, zegt hij.
‘Misschien is dit een kans voor een andere organisatie van het OMT. Laat ons
hiervan een club maken met echte onafhankelijkheid en gezonde afstand tot de
politiek.’
Schreijer
vreest niet zozeer het uiteenvallen van het adviesorgaan, maar wél dat de rol
van de wetenschappers verder vervaagt. Er is volgens haar paniek in Den Haag.
‘Er werd geshopt in wetenschappelijk advies. Ik was bang dat de crisisstructuur
zou omvallen.’
Maar het échte probleem is niet
opgelost: de verwevenheid tussen het kabinet en voorzitter Van Dissel
Toenemende druk vanuit de maatschappij, toenemende tijdsdruk, toenemende
vermoeidheid: het draagt er allemaal aan bij dat de irritaties binnen het OMT
oplopen. Dat de vergaderingen online zijn, wreekt zich bovendien. ‘Als we
fysiek bij elkaar hadden kunnen komen, was dit misschien niet gebeurd’, zegt
Koopmans. ‘Maar via zo’n scherm kun je de stemming niet peilen.’
Achteraf,
zeggen de OMT-leden die anoniem naar buiten traden, hadden ze het gewoon onder
hun naam moeten doen. Desalniettemin hebben ze er geen spijt van. ‘Het was
nodig’, zegt Kluytmans, een van hen. Hun kritiek hadden ze eerder al intern
geuit, zonder resultaat. ‘Ik zou het niet nogmaals zo doen, maar het heeft wel
iets in werking gezet.’
Bij de
daaropvolgende vergadering biedt Van Dissel zijn excuses aan voor de gang van
zaken. Daarmee is het échte probleem niet opgelost: de verwevenheid tussen het
kabinet en voorzitter Van Dissel en de daaruit voortkomende politieke sturing.
De kritiek
in de samenleving zwelt begin oktober aan, het verzet tegen de
coronamaatregelen neemt toe. Sympathisanten van actiegroep Viruswaanzin duiken
steeds vaker op. Bij teststraten van de GGD worden bezoekers gefotografeerd
door intimiderende demonstranten. Ziekenhuispersoneel krijgt geregeld te maken
met agressie.
Binnen het
OMT zijn de spanningen allesbehalve verdwenen. De mondkapjes zijn niet alleen
meer een splijtzwam in de samenleving, ook binnen het adviesorgaan leidt het
onderwerp tot steeds verhittere discussies. Overal ter wereld adviseren
deskundigen het gebruik ervan te verplichten. In Nederland niet.
Een van de
belangrijkste aanjagers van de discussie is nota bene de voorzitter van het OMT
zelf. Zowel in OMT-vergaderingen als in interviews spreekt Jaap van Dissel zich
uit tegen het gebruik van mondkapjes, die volgens hem niet of nauwelijks effect
hebben. Als er onderzoeken verschijnen die stellen dat het wél zin heeft,
schudt Van Dissel een publicatie met tegengestelde conclusies uit zijn mouw.
Er zijn
dagen dat Diederik Gommers er helemaal gek van wordt, er zijn ook dagen dat hij
moet lachen. ‘Weet je wat het mooie is?’, zegt hij. ‘Ze hebben het bij het RIVM
vaak over evidence, dat is dan heel belangrijk. Voor die mondkapjes
was zogenaamd geen evidence. Dus, zegt Jaap, kunnen we het gebruik ook niet
adviseren. Maar de grap is: voor die anderhalve meter was óók geen evidence –
het had net zo goed 70 centimeter kunnen zijn – maar dat adviseren we wél. En
als er dan evidence opduikt vóór de mondkapjes, zeggen ze: ja, maar dan houden
mensen geen anderhalve meter afstand meer.’
Toch hoopt
de frustratie over de kwestie zich langzamerhand op. OMT-leden merken dat de
conclusies die ze gezamenlijk trekken over mondkapjes soms nét anders in de
geschreven adviezen terechtkomen. Adviezen die, door tijdgebrek, naar het
kabinet gaan zonder dat iedereen ze heeft kunnen nalezen.
Aan het eind
van de zomer redigeert Kluytmans als voorlaatste het advies over mondkapjes.
‘Toen moest er nog één persoon overheen, dat was Jaap. Bij mondkapjes was het
punt: we weten het gewoon niet. Zo was het ook verwoord in het stuk dat ik
doorgaf. In het uiteindelijke stuk was het wetenschappelijke deel weliswaar
intact gebleven, maar was het advies zo verwoord dat het negatiever overkwam.’
Friedrich,
al vanaf het voorjaar voorstander van de mondkapjes, eist dat hij de
adviesteksten over mondkapjes mag zien voordat ze naar het kabinet gaan.
Kluytmans:
‘Mensen hebben wel gezegd: Jaap, laat jouw persoonlijke mening niet te leidend
zijn bij zo’n advies. Je komt alleen te staan in deze discussie, maar dat zit
denk ik niet in hem. Als hij zich op basis van beschikbare kennis een mening
heeft gevormd, laat hij die niet makkelijk los.’
Het wordt
hem vergeven, omdat iedereen ziet dat hij in een onmogelijke positie zit. Met
één been in het Catshuis, met het ander in het OMT. Nog een wonder, vinden ze,
hoe hij dat weet vol te houden.
Hoe moeilijk
het is om de rollen te scheiden, blijkt soms uit kleine dingen. Voorafgaand aan
de OMT-bijeenkomst van 12 oktober heeft Rutte aan Van Dissel laten weten dat
het kabinet de scholen écht niet wil sluiten, vanwege alle problematiek die
daar weer uit voortkomt. Het kabinet wil dat aan het OMT ‘meegeven’, zodat er
bij het opstellen van het advies rekening mee wordt gehouden.
Van Dissel
organiseert een pre-OMT waarin hij de kwestie ter sprake brengt. Via hun
schermen luisteren Koopmans, Kluytmans, microbioloog Menno de Jong en een
aantal RIVM’ers naar de voorzitter. Hij geeft Ruttes boodschap door: de scholen
worden niet gesloten.
Hoewel
iedereen de redenering van de premier begrijpt – de leerachterstanden en
schrijnende thuissituaties van het voorjaar wil niemand – gaat hier wederom
iets fundamenteel fout in de volgorde, voelen de OMT-leden. Zij zien dat de
besmettingscijfers op scholen toenemen. Door Ruttes boodschap voelen ze zich
niet meer vrij om sluiting van de scholing te adviseren, als ze dat nodig
zouden achten.
Bij het
pre-OMT grijpt Kluytmans in. ‘Luister Jaap’, zegt hij tegen Van Dissel, ‘ik
begrijp dat jij erbij zit in het Catshuis, maar je moet nu toch echt even een
stap terug doen. Je zit nu hier, niet daar.’
‘Wij zagen
dat scholieren van 17 en 18 jaar volop meededen bij de verspreiding van het
virus’, zegt Kluytmans nu. ‘Wij vonden dat je bij die scholen wat moest
veranderen. Als je ze open wilt laten, moet er afstand worden gehouden en
worden lesgegeven in kleinere groepen. Dat moet je niet aan de scholen zelf
laten. In de vertaalslag naar het kabinet is dat niet goed meegekomen.’
Uit het
tachtigste OMT-advies: ‘Er wordt wel een stijgend aantal infecties gezien onder
jongeren en jongvolwassenen. Echter, gezien het grote belang van onderwijs voor
het welzijn, de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen en jongeren, is het
OMT van mening dat het voortgezet onderwijs open kan blijven op de wijze waarop
dit nu georganiseerd is.’
Indirect zeggen de afzenders: ik
weet waar je woont
De
bedreigingen worden tijdens de herfst een steeds groter probleem. Bij het huis
van Van Dissel zijn ‘serieuze incidenten’ geweest. Meerdere OMT-leden krijgen
thuis intimiderende post. Dat voelt anders dan een mailtje, indirect zeggen de
afzenders: ik weet waar je woont.
OMT-leden
doen aangifte bij de politie. Het is zelfs zo erg, dat Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) Pieter-Jaap Aalbersberg gesprekken
met OMT-leden voert om ze voor te lichten over de dreiging.
In het
periodieke dreigingsbeeld van de NCTV heeft Aalbersberg al gewaarschuwd voor
‘een radicale onderstroom met soms extremistische gedragingen’ die door corona
is versneld. Hij adviseert de wetenschappers ‘uit de publiciteit te blijven’ en
‘niet te praten over de bedreigingen’. Het gevaar, zegt hij, zit vooral bij
‘geradicaliseerde eenlingen’, buiten het zicht van de veiligheidsdiensten.
Voor sommige
OMT-leden wordt de situatie steeds grimmiger. En ook binnen het OMT blijven er
spanningen. Kluytmans, Gommers en Friedrich maken zich grote zorgen. Zo
langzamerhand, concluderen zij, kun je het OMT-advies niet meer onafhankelijk
noemen. Via Van Dissel heeft Rutte het adviesorgaan aan een touwtje, vinden ze.
Intern
hebben ze hun kritiek meermaals geventileerd. Van Dissel zegt het te begrijpen.
Maar vooralsnog is er niets veranderd. Moeten ze naar buiten treden met hun
zorgen, in een ultieme poging de onafhankelijkheid van het OMT veilig te
stellen? Moeten ze opstappen?
Wat zijn de
gevolgen als je als OMT-lid op een dag zegt: ik doe niet meer mee? Zou dat een
wake-upcall zijn voor de rest? Of zou er een crisis-in-een-crisis ontstaan, zou
het OMT uiteenvallen, waardoor het land verder moet zonder adviesorgaan?
Met die
vragen worstelen Kluytmans, Gommers, Friedrich en ‘nog een paar OMT-leden’. ‘De
gevolgen kan ik niet goed overzien’, zegt Kluytmans in oktober telefonisch. ‘Er
zou weleens een vervelende dynamiek kunnen ontstaan. Ik kan niet zomaar zeggen:
ik stop ermee, zonder opgaaf van redenen. Dat roept te veel vragen op.’
Een andere
mogelijkheid is om met een paar OMT-leden naar buiten te treden via de media,
en zo het kabinet te dwingen zijn greep op het OMT te verslappen. In die eerste
weken van oktober wordt die optie serieus besproken.
Maar net als
de beslissing moet vallen, kondigt Van Dissel aan dat de OMT-vergadering
voortaan niet meer op maandag is – een dag na het Catshuisberaad – maar op de
vrijdag ervoor. Zo kunnen de politici geen ‘instructies’ meer meegeven.
Het lijkt
een futiele ingreep, maar het verandert veel. Telefonisch laat Kluytmans eind
november weten dat ‘de kou voor een groot deel uit de lucht is’. ‘We zitten nu
veel beter in onze rol. Er is geen tijdsdruk meer en geen beïnvloeding vanuit
het Catshuis.’
‘Cruciaal’,
noemt Schreijer de beslissing. ‘Tot dat moment kun je je afvragen hoe
onafhankelijk wij waren. Nu weet Jaap de urgentie weer over te brengen in het
Catshuis.’
Volgens
Gommers is niet alleen de volgorde veranderd, maar ook de houding van
voorzitter Van Dissel. ‘Hij luistert beter naar signalen uit het OMT. Eerder
kwamen we er bij hem gewoon niet doorheen, dan had hij zich in het Catshuis al
uitgesproken en kon hij eigenlijk niet meer terug. Nu neemt hij onze kleuring
juist mee naar het kabinet.
Koopmans
vertrouwde in de oude situatie ‘op de scherpte van Jaap’, maar is tevreden over
de ingreep. ‘Jaap was potentieel kwetsbaar, hij had de schijn tegen. Je moet
stevig in je schoenen staan als je zo dicht bij de politiek zit. Tegelijkertijd
waren er wel korte lijntjes. Ik kan me moeilijk voorstellen dat Jaap zich laat
sturen.’
Het is bijna
een jaar na het eerste OMT-beraad, en nu is de situatie volgens Kluytmans
eindelijk ‘zoals het zou moeten zijn’.
Je kunt niet opgroeien zonder te
struikelen
Nederland
zit inmiddels in de strengste lockdown tot nu toe. Het vaccineren komt maar
niet op gang. Het vertrouwen van de bevolking in het coronabeleid is op een
dieptepunt: nog maar 45 procent van de mensen gelooft erin. En nu is er ook nog
een avondklok.
Het rustige
vaarwater waarop de OMT-leden hoopten als dit verhaal zou worden gepubliceerd,
is woeliger dan ooit. Het kabinet is gevallen over de toeslagenaffaire. Meer
nog dan voorheen zal er naar de wetenschappers worden gekeken. En dat terwijl
een deel van de bevolking steeds militanter wordt.
Toch willen
ze kritisch terugkijken op hun eigen functioneren, zich kwetsbaar opstellen.
Juist nu het in Den Haag gaat het over de ‘Rutte-doctrine’ – de neiging om
relevante discussies en documenten onder de pet te houden – willen zij open
zijn.
Welk gevoel
blijft hangen bij de OMT-leden? Wat hadden ze anders kunnen doen? Wat heeft dit
jaar ze opgeleverd? En wat heeft het ze gekost?
Om eerlijk
te zijn, zeggen ze allemaal, hadden ze geen idee waar ze aan begonnen. Er lagen
draaiboeken, er lag een crisisstructuur, ze zaten bomvol kennis op hun gebied,
maar dit virus was anders dan ze zich ooit hadden kunnen voorstellen.
Kluytmans,
die afgelopen voorjaar al veel onheil voorspelde, zegt dat ze het allemaal
‘zwaar hebben onderschat’; de impact van het virus, hoe zwaar je woorden als
OMT-lid wegen. Het heeft de microbioloog ‘overweldigd’. ‘We zijn in een positie
gekomen die veel risico’s met zich meebrengt. Je woorden krijgen gevolgen die
je niet wil. Daardoor moet ik nu voorzichtiger manoeuvreren.’ Hij noemt dat
‘jammer’.
Hij is
kritisch geweest op het OMT, maar hij vindt ook: je kunt niet opgroeien zonder
te struikelen. Hij wil benadrukken dat hij, ondanks de kritiek, vooral
bewondering heeft voor Van Dissel. Door de crisisstructuur zit de
OMT-voorzitter in een ‘bijna onmogelijke rol’. ‘Toch is hij koersvast
gebleven’, zegt Kluytmans. ‘Zelf had ik dat niet gekund.’
Dat Alex
Friedrich nog steeds in het OMT zit, is een klein wonder. Met wisselend succes
probeerde hij ‘pragmatisme en kennis uit andere landen’ in te brengen. Een
benadering puur op basis van studies, die veel OMT-leden volgens hem voorstaan,
staat oplossingen in crisistijd in de weg.
Dat het OMT
onafhankelijk adviseert, berust volgens hem op een misverstand. ‘Zolang het OMT
door het RIVM wordt voorgezeten, kan het nauwelijks écht ongemakkelijke
adviezen geven. Als we onafhankelijk waren, zouden er vaker andere geluiden te
horen zijn. Dan zou veel zichtbaarder worden wat de wetenschap echt weet. En
wat nog niet.’
De
OMT-discussies noemt hij ‘vooruitstrevend’. Wat er uiteindelijk op papier komt,
‘is dan soms teleurstellend’. ‘Ik ga de afgelopen periode nog vele jaren met
mij meedragen. Omdat ik in deze crisis voor het eerst in mijn leven heb ervaren
dat je als wetenschapper niet altijd vrij bent je mening te uiten.’
In oktober
dacht Diederik Gommers nog dat het OMT ‘z’n langste tijd had gehad’, inmiddels
gelooft hij er weer in. ‘We hadden vaak het gevoel dat we te laat waren, geen
verschil konden maken’, zegt hij. Inmiddels kan het OMT er volgens hem
‘doorheen breken’. ‘Bij de OMT-vergadering van 8 januari was het RIVM niet echt
bezorgd over de besmettingscijfers, maar hebben we dat toch weten te draaien.’
De zomer,
waarin de landelijke aansturing werd losgelaten, is volgens Anja Schreijer ‘een
gigantische fout’ geweest. ‘Dat de hete aardappel door politici werd
doorgeschoven, heeft me gefrustreerd. Als GGD-arts kwam ik eigenlijk alleen te
staan.’
Ze dringt al
maanden aan op een langetermijnplan. In november heeft ze tijdens een digitale
heisessie van het OMT een aantal scenario’s gepresenteerd, waaronder één die
inmiddels is uitgekomen: een virusmutant. ‘Maar daarna zijn we teruggegaan naar
de reactieve stand, waarbij we reageren op vragen van VWS in plaats van vooruit
te denken. We moeten echt een visie ontwikkelen over hoe we uit deze situatie
komen.’
Marion
Koopmans wil dat ook. Het heeft volgens haar ontbroken aan een moment van
bezinning ‘doordat de trein maar bleef voortdenderen’. ‘Dat je twee dagen bij
elkaar gaat zitten en kijkt: wat staat ons nog te wachten, wat is onze
strategie?’ Dat had volgens haar in de zomer gemoeten, en nu eigenlijk weer.
‘Want echt, het kan nog zo ongelooflijk fout gaan de komende tijd.’
De
belangrijkste les, zegt Koopmans, is de ‘totale alomvattendheid’ van een
pandemie. ‘Socially disruptive’, staat in alle scenario’s. ‘Wat dat betekent,
ervaren we nu.’ Een van die gevolgen is de druk die ontstaat op de groep
wetenschappers die het kabinet adviseert. De spanningen binnen het OMT en de
bijna-breuk zijn daarvan mede het gevolg, denkt ze.
Onvermoeibaar
zijn de OMT-leden de crisis te lijf gegaan. In hun labs en ziekenhuizen, bij de
GGD, in het OMT, in het publieke debat. Begin deze maand wonnen Koopmans en
Gommers de Machiavelliprijs, vanwege hun ‘niet-aflatende inzet om de wetenschap
over het coronavirus toegankelijk te maken voor een breed publiek’.
Koopmans is
inmiddels afgereisd naar China om met een team van de WHO de oorsprong van het
virus te vinden. Als dat al lukt, zullen er nieuwe vragen opdoemen, zoals
iedere dag het afgelopen jaar. Haar belangrijkste inzicht: ‘The more we know,
the less we know.’
Met
medewerking van Natalie Righton.
De OMT-leden die meegewerkt hebben aan dit
artikel willen hun waardering uitspreken ten aanzien van het RIVM dat zij zijn
gevraagd om mee te werken aan deze inkijk in het OMT. Hierbij worden de
dilemma’s weergegeven die we in de loop van het jaar als individuele OMT-leden
hebben ondervonden. Deze vorm van zelfreflectie in het publieke domein is
belangrijk in onze democratische rechtstaat en is niet altijd vanzelfsprekend.
We hechten er wel aan om te benadrukken
dat het artikel een aantal moeilijke situaties op een feitelijk correcte manier
weergeeft, maar dat dit veelal onze persoonlijke dilemma’s zijn en dat dit niet
het algemene beeld is van het functioneren van het OMT zoals wij dat in de loop
van het jaar hebben beleefd. De problemen die we ervaren hebben, zoals
beschreven in het artikel, zijn ook steeds gebruikt om aanpassingen door te
voeren waardoor we steeds beter ‘in de wedstrijd zitten’. Wij hebben dan ook
het volste vertrouwen dat het OMT op de huidige manier een belangrijke en
constructieve bijdrage levert aan het bestrijden van deze crisis.
'Het OMT bestaat sinds 1995, als
onafhankelijke adviescommissie voor de overheid. De onafhankelijke positie
zorgt voor een scheiding van wetenschappelijk advies en bestuurlijke
besluitvorming bij de infectieziektebestrijding.
In de afgelopen 25 jaar is de werkwijze van het OMT steeds geactualiseerd als
er lessen getrokken werden na infectieziektenuitbraken. Na de SARS-uitbraak in
2003 is besloten het OMT een wettelijke verankering te geven in de
bestrijdingsketen van infectieziekten in Nederland.
'De omvang van de COVID-19-uitbraak is groot en niet te vergelijken met recente
uitbraken. Er wordt bij deze crisis veel en vaak een beroep gedaan op het OMT.
Het RIVM en het OMT leren dagelijks van deze crisis en verbeteren continu wat
beter moet en kan. Soms met het iets ogenschijnlijk simpels zoals het verplaatsen
van de OMT-vergaderingen van de maandag naar de vrijdag die effectief bleek,
maar ook een scherpere definitie over welke vragen het OMT wel en niet zou
moeten beantwoorden. Verder hebben we nu al onze aandacht nodig voor het onder
controle krijgen van het virus binnen de bestaande structuur zoals vastgelegd
in de Wet Publieke Gezondheid.'
Bill Gates belegt in landbouwgrond.
ReplyDeleteVolgens uitgebreid onderzoek van The Land Report komt Bill Gates binnen als grootste landbouwgrondeigenaar. Zij ramen zijn portfolio op 242.000 acre. Dat is omgerekend bijna 98.000 hectare. Op plek 2 staat de boerenfamilie Offutt met in totaal 77.000 hectare landbouwgrond.
https://landreport.com/2021/01/the-land-report-winter-2020/
https://www.boerenbusiness.nl/grond/artikel/10890695/hoe-bill-gates-de-landbouw-in-de-vs-verandert?utm_source=Nieuwsbrief-Weekly-0-209&utm_medium=email&utm_campaign=Weekly&idhash=bb10ba1898d78d59bb76db2493ca511c