Vandaag op De Nieuwe Wereld een gesprek over Weimar.
Daar viel de term 'Het Rijnlandse Model'.
Ik had er geen beeld bij.
Vandaar deze samenvatting die ik van het internet plukte:
Nu het Angelsaksische model onder vuur ligt, komt een ander
model in beeld: het Rijnlandse. Maar wat is dat eigenlijk? En is het echt
zoveel beter dan het Angelsaksische? Had het Rijnlandse Model bijvoorbeeld de
crisis kunnen voorkomen? Het Rijnlandse Model in 7 vragen.
1. Het Rijnlandse Model, wat is dat?
Eenvoudig gezegd is het Rijnlandse Model het economische
systeem zoals dat van oudsher wordt gehanteerd in de landen van de Rijn
(Zwitserland, Duitsland, Frankrijk en Nederland) en in de daaraan verwante
economieën (de Scandinavische landen, België, Luxemburg en Japan). Het staat
voor de overlegcultuur zoals we die in ons land maar al te goed kennen, voor
solidariteit, voor waardering voor vakmanschap en voor andere waarden dan
alleen geld, zoals kwaliteit en geluk. Daarmee staat het lijnrecht tegenover
het Angelsaksische model in zijn meest rauwe vorm (zoals te vinden is in de VS,
Groot-Brittannië en bijvoorbeeld Singapore), waarbij geld vaak de enige
maatstaf lijkt te zijn, de aandeelhouder de baas is en processen alleen nog
maar zo efficiënt en goedkoop mogelijk worden gemanaged.
De eerste die het Rijnlandse Model aanwees als mogelijk
alternatief voor het Angelsaksische was de Fransman Michel Albert. Deze
voormalige directeur van het Franse planbureau schreef in 1991 het boek Capitalisme
contre Capitalisme, waarin hij twee vormen van kapitalisme
onderscheidde. Na de val van de muur in 1989 had het communisme afgedaan als
alternatief voor het kapitalisme, maar dat wilde volgens Albert niet zeggen dat
de hele wereld dan maar het neoliberale kapitalisme van de Amerikanen
(Reagonomics) moest omarmen. Er was een mildere variant mogelijk en die was,
althans volgens Albert, superieur. Desondanks werd ook het oude Rijnland in de
jaren daarna overspoeld door het Angelsaksische denken en werd het marktdenken
ook geïntroduceerd in sectoren die hier traditioneel door de overheid werden
geregeld, zoals de nutsbedrijven, de post en zelfs de gezondheidszorg.
2. Wat is er dan mis met het Angelsaksische model?
We ondervinden momenteel aan den lijve waartoe het
neoliberale kapitalisme kan leiden. Als geld de enige maatstaf is en de
aandeelhouder de baas, kunnen andere waarden als het milieu, morele
overwegingen, werkplezier, de solidariteit tussen bevolkingsgroepen,
duurzaamheid van de onderneming et cetera, gemakkelijk in het geding komen.
Volgens critici van het neoliberalisme is de huidige crisis dan ook veroorzaakt
door een te eenzijdige focus op winst, door het kortetermijndenken die dat
veroorzaakt en door de bonuscultuur en zelfverrijking aan de top. Allemaal, nog
steeds volgens deze critici, perverse uitwassen van een ongebreideld
neoliberalisme of het Angelsaksisch Model. Daarnaast heeft het in veel landen
geleid tot grotere verschillen tussen arm en rijk en tot uitputting van
natuurlijke bronnen en milieuproblemen.
In het Rijnland keren steeds meer professionals zich
bovendien af van de op neoliberale leest geschoeide organisatie omdat ze zich
niet meer gewaardeerd voelen als vakman en als mens. Artsen, docenten,
verpleegkundigen, politieagenten: ze zien zich gereduceerd tot een
productiefactor (een human resource) in de door schaalvergroting almaar
uitdijende zorg-, onderwijs- en bonnenfabrieken. Ze worden slechts nog geacht
steeds uitgebreidere procedures en regels op te volgen, en zijn een groot deel
van hun werktijd kwijt aan administratie en verantwoording aan een manager
zonder vakkennis. Daardoor zijn, in de woorden van de voorzitter van de FNV,
Agnes Jongerius, ‘arbeidsorganisaties … steeds minder een plek waar je nog
lekker kunt werken’.
3. Is het Rijnlandse model dan zoveel beter?
In zijn meest ideale vorm misschien wel. In het Rijnland is
in elk geval meer oog voor andere zaken dan geld en de belangen van de
aandeelhouder alleen. Er zijn meerdere stakeholders in het spel, zoals
werknemers, klanten, leveranciers en de samenleving als geheel, en die zijn in
het Rijnland allemaal even belangrijk. De bijdrage van een onderneming wordt
naast in winst ook gemeten in minder tastbare zaken als de kwaliteit van de
geleverde producten, het werkplezier van de medewerkers en de bijdrage van de onderneming
aan de samenleving als geheel. Alles is in het Rijnland bovendien veel meer
gericht op de lange termijn, niet alleen als het gaat om het voortbestaan van
de organisatie zelf, maar ook in het streven naar een langdurige relatie met
leveranciers, vakbonden en klanten.
Ook is er in het Rijnland meer ruimte voor kleinschaligheid
en voor de menselijke maat. Doordat winst niet de enige maatstaf is en dus de
drang naar efficiëntie niet maatgevend is, hoeven organisaties in het
Rijnlandse Model niet per se altijd maar te groeien door fusies en overnames.
Door deze kleinere schaal zijn Rijnlandse bedrijven ook beter te managen, of,
om het Rijnlands te zeggen: te leiden.
4. Klinkt goed. Massaal invoeren, dan maar?
Nou, dat gaat misschien ook weer wat snel. Het Rijnlandse
Model heeft niet alleen voordelen, maar ook een aantal nadelen. Om een paar te
noemen: de overlegcultuur zorgt voor een trage besluitvorming en soms zelfs
voor besluiteloosheid. Er is minder ondernemerschap en minder drang om te
excelleren. De grote waardering voor de professional en voor vakmanschap brengt
het gevaar van hobbyisme met zich mee; de professional doet wat hij in zijn
ogen moet doen en staat niet open voor kritiek van buitenstaanders. Slecht
presterende of verlieslatende organisaties of bedrijfsonderdelen worden soms
kunstmatig overeind gehouden, waardoor er minder vernieuwing van de economie
plaats kan vinden.
Bovendien heeft ook het Angelsaksische Model niet alleen
maar nadelen, maar ook een paar duidelijke voordelen. Het is in dit model
bijvoorbeeld volstrekt helder waar het om draait, namelijk om geld, en dat is
ook nog eens heel goed meetbaar. Wie zijn best doet en excelleert, krijgt
doorgaans loon naar werken en kan zelfs heel veel geld verdienen. Het is
bovendien volstrekt duidelijk wie de baas is en wie welke verantwoordelijkheden
draagt. Daar worden medewerkers ook op afgerekend: wie niet presteert, wordt
ontslagen. Bedrijven of bedrijfsonderdelen die geen winst maken, worden
beëindigd of verkocht. Het Angelsaksische Model is daarmee dynamischer en beter
in staat om zichzelf continu te vernieuwen.
5. Zijn Rijnlandse bedrijven succesvoller?
Dat is een lastig te beantwoorden vraag. In de eerste plaats
omdat er nauwelijks puur Rijnlandse bedrijven bestaan. Volgens aanhangers van
het Rijnlandse Model is het Duitse autobedrijf Porsche een voorbeeld van een
Rijnlands bedrijf, omdat hier de vakman (Herr Doktor Ingenieur) nog in hoog
aanzien staat en het bedrijf de belangen van alle stakeholders in zijn
beslissingen betrekt. Maar aan de andere kant toont Porsche ook weer sterk
Angelsaksische trekken. Er is bijvoorbeeld wel degelijk een sterke afrekencultuur:
wie niet presteert, mag vertrekken. En zo zijn er ook Amerikaanse bedrijven die
wel aan de beurs genoteerd staan, maar die volop maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer Starbucks en Johnson &
Johnson.
Een ander probleem is dat veel Rijnlandse bedrijven niet aan
de beurs genoteerd zijn, maar in de beschutting van een familie of coöperatie
kunnen opereren. Deze bedrijven publiceren vaak geen resultaten, waardoor de
vergelijking met beursgenoteerde, sterk Angelsaksisch georiënteerde bedrijven
lastig is. Een voorbeeld hiervan is Rabobank, die door zijn ingewikkelde
structuur toch moeilijk te vergelijken is met een andere bank als ABN Amro.
Ten derde is het vooral de vraag hoe je succes definieert.
Misschien zijn Angelsaksische bedrijven succesvoller op financieel gebied, maar
voor Rijnlandse bedrijven tellen zoals gezegd ook andere aspecten als
duurzaamheid, goede relaties met klanten, leveranciers en vakbonden en de
kwaliteit van de producten of diensten. Deze waarden zijn echter extreem lastig
te meten en worden daarom door Angelsaksen vaak nauwelijks erkend, want zolang
het niet in geld is uit te drukken, telt het niet.
Succes is tenslotte heel erg gevoelig voor sentiment. En
momenteel is dit sentiment sterk op de hand van het Rijnlandse Model, waar het
in de jaren negentig nog uitsluitend de markt en de beurskoers waren die het
succes van organisaties bepaalden. Maar niets zo wisselvallig als sentiment:
als de beurzen weer aantrekken, zijn de slechte resultaten uit het recente
verleden waarschijnlijk weer snel vergeten en gaan we vrolijk verder op de oude
voet.
6. Had het Rijnlandse Model de crisis kunnen voorkomen?
Dat zou natuurlijk fijn zijn, maar het antwoord is helaas
geen volmondig ‘ja’. Hebzucht is overal en niets menselijks is zelfs de
Rijnlanders vreemd. Ook in het Rijnland komt machtsmisbruik en zelfverrijking
voor, misschien zelfs wel meer dan in de Angelsaksische landen omdat het
Rijnlandse Model in principe minder transparant is, er minder scherp wordt
afgerekend op resultaat en de verantwoordelijkheden minder helder zijn
vastgelegd. Het Rijnland is bijvoorbeeld ook het gebied waar vooroverleg in de
bouw welig kon tieren, waar concurrenten prijsafspraken met elkaar maakten en
waar sommige (staats)-bedrijven complete markten domineerden en de consument
niets te kiezen had.
Aan de andere kant lag die afreken- en bonuscultuur juist
aan de basis van de kredietcrisis, omdat bankiers daardoor geprikkeld werden om
producten te verkopen die ze zelf niet eens snapten en die de klant misschien
ook helemaal niet nodig had. Dit kon jarenlang buiten het zicht van
toezichthouders en topmanagers plaatsvinden, omdat niemand meer het overzicht
had over de enorme wereldomvattende conglomeraten die door de diverse fusie- en
overnamegolven waren ontstaan. Tenslotte, en misschien wel het belangrijkste:
als het er op aankomt, ontbreekt het het neoliberalisme ten enenmale aan een
fundamentele morele waarde. Wat de aanhangers van Adam Smith ook graag zouden
geloven: geld alleen blijkt niet voldoende. Er zijn andere waarden nodig die de
economie in de richting sturen die wij als burgers wenselijk achten, zoals
solidariteit, kwaliteit of geluk.
7. Hoe moet het dan verder?
Voor beide modellen valt dus wel wat te zeggen. Dit is dan
ook de reden dat veel managementdenkers op zoek zijn naar een tussenvorm tussen
Rijnlands en Angelsaksisch Model. Een soort Rijnlands Model 2.0 dus, of
Angelsaksisch Model light. Hierbij krijgt de vakman wel meer zeggenschap over
de invulling van zijn werk, maar wordt hij toch ook eerder afgerekend op zijn
prestaties. Managers krijgen in dit model meer een regiefunctie, waarbij ze
alleen de grote lijnen aangeven, maar de exacte invulling overlaten aan de
professional zelf. Deze bedrijven hebben meer oog voor hun omgeving, voor het
milieu en voor andere stakeholders en zijn meer gericht op de lange termijn.
Dat klinkt goed, maar voorlopig blijft het vooral nog een
moeizame zoektocht. De meeste managers en werknemers zijn opgegroeid en
opgevoed in het Rijnlandse of het Angelsaksische Model en zullen zich dus de
principes van de tegenpartij eigen moeten maken. Voordat het zover is, zal er
nog heel wat water door de Rijn stromen.
Een Amerikaan die de kost verdient met electrische voertuigen maakte een reis langs zijn Chinese leveranciers.
Kijk mee en verbaas U over
'het land waar de toekomst al bestaat' :
Vergelijk dat met het land waar wij nog steeds van moeten denken dat het 'The city on the hill' is : het beloofde land waar iedereen met bewondering naar kijkt...
Maar U kent dat land al: het land waar de Media jarenlang leugens vertellen.
Het land waar presidents-kandidaten elkaar in de gevangenis willen stoppen, en waar 'Veiligheidsdiensten' zo nu en dan hun eigen leiders proberen te vermoorden.
Dit boek werd
geschreven voordat de arbeidersklasse van de Rust Belt blanken het
presidentschap aan Donald Trump gaven, maar de wijdverspreide interesse die het
heeft getrokken - samen met White Trash van Nancy Isenberg - kan gedeeltelijk te wijten
zijn aan die plotselinge herinnering aan het voortdurende belang van deze lang
verfoeide klasse van Amerikanen.
J. D. Vance's Hillbilly
Elegy stond
zelfs op nummer één in de bestsellerlijst van de New York Times. Een groot
deel van de populariteit is te danken aan de opzet als persoonlijke memoires
die gelezen kunnen worden als een hedendaags Horatio Alger-verhaal: Een jongen
uit de heuvels van Kentucky overwint een chaotisch leven thuis om het te maken
op Yale Law School en de Amerikaanse Droom te beleven. Liberale lezers zullen
waarschijnlijk overtuigd raken van de noodzaak van een Marshallplan voor de
Appalachen, maar de auteur begrijpt dat zijn eigen succes niet mechanisch
gerepliceerd kan worden voor anderen door welk overheidsbeleid dan ook.
Het leven in
Appalachia kan gewelddadig zijn. De county waar de familie van de auteur
vandaan kwam had de bijnaam "Bloody Breathitt" en ruzies waren niet
ongewoon. Op 12-jarige leeftijd betrapte de grootmoeder van de auteur iemand
die de koeien van de familie stal; ze pakte een geweer en schoot hem in zijn
been. Volgens de familieoverlevering verhinderde alleen de tijdige komst van
haar vader dat ze de man afmaakte.
Terwijl
blanken uit de middenklasse hun kinderen leren om niet te vechten, leren
bergbewoners hun kinderen hoe ze moeten vechten: "sla met je hele lichaam,
vooral met je heupen; er zijn maar weinig mensen die beseffen hoe onbelangrijk
je vuist is als het erop aankomt om iemand te slaan". Ze doen dit omdat
het een praktische noodzaak is: Appalachia kent een primitieve eercultuur,
waarin het niet wreken van een belediging wordt gezien als een bewijs van
zwakte. En het leven is erg hard voor elke Hillbilly die door anderen als zwak
wordt beschouwd.
Geweld heeft
een weerslag op het gezinsleven:
Je wist nooit
wanneer een verkeerd woord een rustig etentje zou veranderen in een vreselijke
ruzie, of wanneer een kleine misstap als kind een bord of een boek door de
kamer zou doen vliegen. Het was alsof we tussen landmijnen leefden - één
verkeerde stap en kaboem.
Terwijl hij
onderzoek deed naar de folkways van zijn volk, ontdekte de auteur een grote
psychologische literatuur over ACE's, of "ongunstige
jeugdervaringen". Deze omvatten:
Uitgescheld,
beledigd of vernederd worden door ouders; geduwd, vastgepakt of iets naar je
hoofd gegooid krijgen; het gevoel hebben dat je familie elkaar niet steunt;
ouders hebben die gescheiden of gescheiden zijn; samenwonen met een alcoholist
of drugsgebruiker; samenwonen met iemand die depressief is of een
zelfmoordpoging heeft gedaan; toekijken hoe een dierbare fysiek mishandeld
wordt.
Zulke stress
zorgt ervoor dat adrenaline en andere hormonen het lichaam overspoelen. Dit
veroorzaakt de klassieke vecht-of-vluchtreactie, waardoor gewone mensen soms
buitengewone prestaties kunnen leveren, zoals een moeder die zware voorwerpen
van haar beknelde kind tilt.
Helaas is de
vecht-of-vluchtreactie een destructieve constante metgezel. Zoals [een
psycholoog] opmerkt, is de reactie geweldig "als je in een bos bent en er
is een beer. Het probleem is wanneer die beer elke avond thuiskomt van de
bar."
Dergelijke
voortdurende stress kan de chemie van de hersenen van een kind veranderen,
waardoor het kind zich instelt op conflicten, zelfs nadat het conflict voorbij
is. En het voorspelt angst, depressie, hartziekten, obesitas en bepaalde vormen
van kanker, evenals herhaling van hetzelfde schadelijke gedrag in het volwassen
leven: "Chaos begets chaos". Al deze problemen komen veel vaker voor
bij Schotse bergbewoners dan bij de Amerikaanse bevolking in het algemeen -
hoewel geweld en veranderlijkheid ongetwijfeld ook genetisch worden
doorgegeven.
Hillbillies
zien zichzelf graag als hardwerkende mensen, maar velen zijn dat niet. De
auteur schrijft over een buurman die zijn baan opzegde omdat hij "ziek was
van vroeg opstaan"; later gaf hij de schuld van zijn problemen aan de
"Obama-economie". Een andere man maakte er een zootje van op zijn
werk dat hij zijn baas bijna dwong hem te ontslaan; hij was verontwaardigd dat
hij zijn baan verloor. Zoals zo vaak met zwarten, lijken veel arme bergbewoners
niet in staat om het verband te zien tussen hun omstandigheden en hun eigen
gedrag.
In 2009 zond
ABC News een reportage uit over "Mountain Dew mouth" - pijnlijke
gebitsproblemen die vaak voorkomen bij jonge kinderen uit de Appalachen die te
veel suikerhoudende frisdrank drinken. De overweldigende reactie in Appalachia
zelf op deze reportage was dat de tandproblemen van hun kinderen de
journalisten geen donder aangingen. Het netwerk werd overspoeld met boze
klachten, waarvan de meeste de realiteit die het netwerk had beschreven
negeerden. Zoals sociologen melden, leren mensen in Appalachen "van jongs
af aan om te gaan met ongemakkelijke waarheden door ze te vermijden of te doen
alsof er betere waarheden bestaan". Dit maakt hen veerkrachtig, maar maakt
het ook moeilijk om eerlijk naar zichzelf te kijken.
Zelfs als ze
in armoede leven en hun problemen ontkennen, blijven traditionele bergbewoners
onafhankelijk, zelfredzaam en trouw aan hun familie. Buren kennen elkaar en
handhaven bepaalde normen.
Familie,
vrienden en buren stormden je huis binnen zonder veel waarschuwing. Moeders
vertelden hun dochters hoe ze hun kinderen moesten opvoeden. Vaders vertellen
zonen hoe ze hun werk moeten doen. Broers vertelden schoonbroers hoe ze hun
vrouwen moesten behandelen. Het gezinsleven was iets dat mensen in het
voorbijgaan leerden, met veel hulp van hun buren.
[Mensen uit de
heuvels zeggen iedereen gedag, slaan hun favoriete bezigheden graag over om de
auto van een vreemde uit de sneeuw te graven en stoppen - zonder uitzondering -
hun auto's, stappen uit en gaan in de houding staan telkens als er een
begrafenisstoet voorbij rijdt. Waarom, vroeg ik mijn oma, stopte iedereen voor
een passerende lijkwagen? "Omdat we heuvelmensen zijn, schat. En we
respecteren onze doden."
Hillbillies
behoren ook tot de meest vaderlandslievende Amerikanen en zijn zwaar
oververtegenwoordigd in het leger. Politiek gezien hebben ze een traditie om de
Democraten te steunen - "de partij van de werkende man".
In de 20e eeuw
waren er twee grote emigratiegolven vanuit Appalachia naar de industriesteden
in het Midwesten. De eerste vond plaats na de Eerste Wereldoorlog en eindigde
met de depressie; de tweede volgde na de Tweede Wereldoorlog. Degenen die
deelnamen aan de exodus zeggen dat de drie R's die ze op school leerden
"Readin' Ritin' en Route 23" waren - de "hillbilly highway"
die leidde naar beter betaalde banen in Ohio en daarbuiten.
De grootouders
van de auteur, Jim en Bonnie Vance, waren respectievelijk 16 en 13 toen ze hun
eerste kind kregen. Het stel trouwde snel en nam deel aan de exodus na de
Tweede Wereldoorlog, waarbij ze logen over de geboorteakte om Jim uit de
gevangenis te houden en te voorkomen dat Bonnie teruggestuurd zou worden naar
haar ouders. In het taalgebruik van de sociobiologie zijn de Schotse-Ierse
bergbewoners uitzonderlijk "r-geselecteerde" blanken.
Uiteindelijk
belandden ze in Middletown, Ohio, een onopvallend stadje waar Jim een baan
kreeg bij een plaatselijk staalbedrijf. Hoewel het 20 uur rijden was terug naar
huis in het zuidoosten van Kentucky, maakten ze de reis meerdere keren per
jaar: familiebanden zijn sterk onder bergbewoners. Twee generaties later
bevestigt de auteur dat hij weliswaar een aantal adressen in Middletown
had toen hij opgroeide, maar dat hij goed besefte dat zijn thuis in de heuvels
van Kentucky lag.
Degenen die
deelnamen aan de naoorlogse migratie verbeterden meestal hun omstandigheden,
maar vonden het vaak moeilijk om zich aan te passen. Een historicus schreef dat
de migranten uit de Appalachen "veel regionale kenmerken deelden met de
zuidelijke zwarten die in Detroit arriveerden" en "een brede reeks
veronderstellingen van noordelijke blanken over hoe blanken eruit zagen,
spraken en zich gedroegen, verstoorden".
Een van de
hillbillies van Mr. Vance kreeg een baan als postbode in Middletown. Zoals hij
had geleerd in de heuvels van Kentucky, hield hij
een groepje kippen
in zijn achtertuin. Elke ochtend raapte hij de eieren op en als zijn
kippenpopulatie te groot werd, nam hij een paar oude kippen, wrong hun nek om
en sneed ze in stukken voor het vlees, gewoon in zijn achtertuin. Je kunt je
voorstellen dat een welopgevoede huisvrouw vol afschuw uit het raam keek toen
haar in Kentucky geboren buurman een paar meter verderop kakelende kippen
slachtte.
De grootmoeder
van de auteur sympathiseerde, in haar moedertaal, met haar mede-Kentuckiaan:
"Klote bestemmingsplanwetten kunnen mijn reet kussen."
De overgang
van Kentucky naar Ohio was niet gemakkelijk voor de grootouders van de auteur.
Hillbillies leven in grote groepen van tantes, ooms, grootouders en neven en
nichten; in Ohio blijven mensen in de kernfamilie. De nieuwe buren van de
Vance's waren vreemden voor hen en dat bleef over het algemeen zo.
Samen met
verschillende miskramen en sterfgevallen van kinderen, slaagde het koppel erin
om drie overlevende kinderen voort te brengen, waarvan één de moeder van de
auteur was.
De Vances hadden
….
altijd een
gematigd optimisme over de toekomst van hun kinderen. Ze waren ongetwijfeld
rijker dan de familieleden die in Kentucky waren gebleven. Ze redeneerden dat
als zij van een eenkamerschool in Jackson naar een huis met twee verdiepingen
in een buitenwijk konden gaan met het comfort van de middenklasse, hun kinderen
en kleinkinderen zonder problemen naar de universiteit konden gaan en een deel
van de Amerikaanse droom konden verwerven. Ze wisten dat het leven een strijd
was en hoewel de kansen voor mensen zoals zij iets groter waren, was dat geen
excuus om te falen. "Wees nooit zoals die verdomde verliezers die denken
dat alles tegen hen is opgezet," zei mijn oma vaak tegen me. "Je kunt
alles doen wat je wilt."
Sterker nog,
ze gingen ervan uit dat wat goed genoeg voor hen was, niet goed genoeg
voor hun kinderen zou moeten zijn. Toen de moeder van de schrijfster een
vriendje kreeg die te veel leek op de mensen thuis, was de veroordeling van
Bonnie Vance fel: "Hij is een tandeloze achterlijke!"
Hetzelfde
principe gold voor banen. De volgende generatie moest werken met hun verstand,
niet met hun handen. Jim Vance weigerde een baan te regelen voor zijn oudste
zoon bij het staalbedrijf waar hij zelf werkte; de enige aanvaardbare baan voor
de opkomende generatie was daar als ingenieur, niet als lasser: "Voor mijn
grootouders was het doel om Kentucky te verlaten en hun kinderen een voorsprong
te geven. Van de kinderen werd op hun beurt verwacht dat ze iets deden met die
voorsprong."
Maar de eerste
generatie die buiten Appalachia geboren werd, had ook problemen. Afgezien van
regelmatige familiereizen naar de heuvels van Kentucky, groeiden ze op zonder
de sociale steun die hun ouders als vanzelfsprekend beschouwden. Ze gingen naar
moderne scholen met duizenden andere leerlingen en voelden zich geïsoleerd.
Toen begonnen de industriële bedrijven waarvan de
bescheiden welvaart van hun ouders afhankelijk was geweest te vertrekken of
failliet te gaan, om vervangen te worden door cash-for-gold winkels en
geldschieters.
Werk bij het plaatselijke staalbedrijf was al snel niet meer goed genoeg, maar
onbereikbaar. De beter gesitueerden verlieten de stad; armere gezinnen zaten
gevangen in de dalende waarde van hun onroerend goed en konden hun huis niet
verkopen.
Als kind wist
ik al dat er twee verschillende soorten mores en sociale druk bestonden. Mijn
grootouders belichaamden het ene type: ouderwets, rustig trouw, zelfredzaam,
hardwerkend. Mijn moeder en in toenemende mate de hele buurt belichaamde een
ander type: consumentistisch, geïsoleerd, boos, wantrouwend.
Tegen de tijd
dat de moeder van de auteur negentien was, was ze al gescheiden en moest ze een
dochtertje onderhouden - geen baan, geen diploma's en geen studiepunten. De
auteur was het product van huwelijk nummer twee, dat niet veel langer duurde
dan het eerste. Een derde huwelijk volgde. Het gezin woonde maar een paar
straten verwijderd van de oudere Vances, die de auteur nu kende als Papaw en
Mamaw. Voor een tijdje was het nauwelijks te verdragen.
Toen de auteur
ongeveer negen was, "begonnen de dingen te ontrafelen". Zijn familie
verhuisde naar een andere stad, ver van zijn grootouders. Ruzies begonnen
gemeengoed te worden. De auteur beschrijft de lessen die hij als kind uit deze
ervaring trok:
Spreek nooit
op een redelijk volume als schreeuwen voldoende is; als een ruzie een beetje te
intens wordt, is het oké om te slaan en te stompen, zolang de man niet eerst
slaat; uit je woede altijd op een manier die beledigend en kwetsend is voor je
partner; als al het andere faalt, neem dan de kinderen en de hond mee naar een
plaatselijk motel en vertel je echtgenoot niet waar je te vinden bent - als hij
of zij weet waar de kinderen zijn, zal hij of zij zich minder zorgen maken en
zal je vertrek niet zo effectief zijn.
Voorspelbaar
begonnen de familieproblemen zijn cijfers te beïnvloeden:
Vele nachten
lag ik in bed, niet in staat om te slapen vanwege het lawaai - zwaar gestamp,
geschreeuw, soms glasscherven. De volgende ochtend werd ik moe en depressief
wakker, slenterde door de schooldag en dacht constant aan wat me thuis te
wachten stond. Ik wilde me gewoon terugtrekken op een plek waar ik in stilte
kon zitten. Ik kon niemand vertellen wat er aan de hand was, want dat was veel
te gênant. En hoewel ik school haatte, haatte ik thuis nog meer. Als de leraar
aankondigde dat we nog maar een paar minuten hadden om onze lessenaars op te
ruimen voordat de bel ging, zonk mijn hart. Ik staarde naar de klok alsof het
een tikkende bom was.
De moeder van
de auteur werd betrapt op een buitenechtelijke affaire, wat een einde maakte
aan haar huwelijk en een terugkeer naar Middletown veroorzaakte. Al snel dronk
ze stevig en had ze een reeks vriendjes die door een van de schoolvrienden van
de auteur "de smaak van de maand" werden genoemd. Haar humeur werd
erger. Er vond een lelijk incident plaats en de politie werd gebeld.
Er volgde een
rechtszaak waarin veel afhing van de getuigenis van de 12-jarige auteur. Hij
moest een moeilijke evenwichtsoefening doen: zijn leven thuis zo slecht laten
lijken dat hij eruit zou mogen ontsnappen, maar niet zo slecht dat zijn moeder
naar de gevangenis zou gaan.
Het lukte hem.
Hij was nu vrij om van het huis van zijn moeder naar het huis van zijn
grootouders te gaan, "en Mamaw vertelde me dat als Mamaw een probleem had
met de regeling, ze tegen de loop van Mamaw's pistool kon praten."
Maar de chaos
in het leven van zijn moeder bleef een ravage aanrichten:
Ik was
tweedejaars op de middelbare school en ik voelde me ellendig. Het voortdurende
verhuizen en vechten, de schijnbaar eindeloze carrousel van nieuwe mensen die
ik moest ontmoeten, van wie ik moest leren houden en die ik vervolgens weer
moest vergeten ... . Ik was bijna gezakt voor mijn eerste jaar op de middelbare
school, met een 2,1 GPA. Ik maakte mijn huiswerk niet, ik studeerde niet en
mijn aanwezigheid was erbarmelijk. Op sommige dagen deed ik alsof ik ziek was
en op andere dagen weigerde ik gewoon te gaan. Samen met [deze andere
problemen] kwam het experimenteren met drugs - niets ernstigs, alleen de
alcohol die ik te pakken kon krijgen en een voorraad wiet die [een vriend] en
ik hadden gevonden.
Een
drugsgerelateerde crisis in het leven van de moeder leidde ertoe dat de auteur
permanent bij zijn grootmoeder introk (zijn grootvader was inmiddels
overleden). Deze nieuwe stabiliteit vormde een cruciaal keerpunt in zijn leven.
Zijn schoolprestaties verbeterden vrijwel onmiddellijk en hij verloor zijn
interesse in drugs: "Die drie jaar bij Mamaw hebben me gered."
Verlost van de
ergste van zijn persoonlijke problemen begon de auteur zich te interesseren
voor het leven van zijn buren, dat vaak niet beter was dan dat waaraan hij
ontsnapt was. Een baan als caissière bij een plaatselijke kruidenier bood de
gelegenheid voor een beetje amateursociologie. Het viel hem bijvoorbeeld op dat
veel van de armere klanten, te oordelen naar kleding en gebruik van
voedselbonnen, bezield waren door "een hectische stress" en vaker dan
anderen voorgekookt of bevroren voedsel kochten.
Ik leerde hoe
mensen met het socialezekerheidsstelsel speelden. Ze kochten twee
dozijnverpakkingen frisdrank met voedselbonnen en verkochten die dan met
korting voor contant geld. Ze rekenden hun bestellingen apart af, kochten
voedsel met voedselbonnen en bier, wijn en sigaretten met contant geld. Ik heb
nooit kunnen begrijpen waarom ons leven aanvoelde als een strijd, terwijl
degenen die leefden van de gulheid van de overheid genoten van snuisterijen
waar ik alleen maar van kon dromen.
Om de twee
weken kreeg ik een klein loonstrookje en zag ik de regel waar de federale en
staatsbelastingen op mijn loon werden ingehouden. Minstens zo vaak kocht onze
drugsverslaafde buurman T-bone steaks, waarvoor ik te arm was om ze voor mezelf
te kopen maar door Uncle Sam gedwongen werd om ze voor iemand anders te kopen.
De auteur
begon te vermoeden dat de geliefde "partij van de werkende man" van
zijn grootouders toch niet zo geweldig was:
Politieke
wetenschappers hebben miljoenen woorden besteed aan het verklaren van het feit
dat Appalachia en het Zuiden in minder dan een generatie van overtuigd
Democraat naar overtuigd Republikein gingen. Een groot deel van de verklaring
[is] dat velen in de blanke arbeidersklasse precies zagen wat ik zag.
Toen hij
zestien was, begon de auteur te lezen over de sociale problemen waar zijn
gemeenschap mee te maken had.
Een boek dat
hij ontdekte was The
Truly Disadvantaged, van de Harvard socioloog William Julius Wilson,
wiens betoog hij als volgt samenvat:
Terwijl
miljoenen naar het noorden trokken voor fabrieksbanen, waren de gemeenschappen
die rond die fabrieken ontstonden levendig maar kwetsbaar. Toen de fabrieken
hun deuren sloten, zaten de achterblijvers gevangen in steden die niet langer
zulke grote bevolkingsgroepen konden onderhouden met werk van hoge kwaliteit.
Degenen die dat wel konden - over het algemeen de hoogopgeleiden, rijken of
mensen met goede connecties - vertrokken en lieten gemeenschappen van arme
mensen achter. De achterblijvers waren de "echt achtergestelden" -
niet in staat om zelf goed werk te vinden en omringd door gemeenschappen die
weinig connecties of sociale steun boden.
Dit beschreef
de hillbilly-transplantanten van Middletown perfect, maar dat was niet de
bedoeling; Wilson schreef over zwarte mensen in binnensteden. De auteur ervoer
dezelfde schok van herkenning in een ander boek over de problemen van zwarte
stadsbewoners: Losing
Ground van
Charles Murray.
Tijdens een
bezoek aan zijn biologische vader realiseerde de auteur zich dat er ook iets
ontbrak in het religieuze leven van zijn gemeenschap:
Vaders kerk
bood iets wat mensen zoals ik wanhopig nodig hadden. Voor alcoholisten bood de
kerk een gemeenschap van steun en het gevoel dat ze niet alleen tegen hun
verslaving vochten. Voor aanstaande moeders bood de kerk een gratis thuis met
werktraining en ouderschapscursussen. Als iemand een baan nodig had, konden
vrienden van de kerk die verschaffen of iemand introduceren. Toen vader
financiële problemen had, kwam zijn kerk bij elkaar en kocht een tweedehands
auto voor het gezin. In de gebroken wereld die ik om me heen zag, bood religie
tastbare hulp om de gelovigen op het rechte pad te houden.
De grootmoeder
van de auteur las regelmatig de Bijbel, maar ging nooit naar de kerk: "de
mensen thuis ... waren diep religieus, maar zonder enige binding met een echte
kerkgemeenschap. In het midden van de Bible Belt is actief kerkbezoek eigenlijk
vrij laag." De kerken die er zijn, zijn vaak "rijk aan emotionele
retoriek, maar arm aan het soort sociale steun dat nodig is om arme kinderen in
staat te stellen het goed te doen.
Lange tijd
wilde de auteur wanhopig geloven dat de problemen van zijn gemeenschap
veroorzaakt werden door krachten van buitenaf - dat als de industrie
teruggebracht kon worden, de pathologieën zouden verdwijnen. Maar hij zag te
veel voorbeelden van mensen die op de slechtst mogelijke manier reageerden op
weliswaar echte uitdagingen. Zijn gemeenschap was:
een wereld van
echt irrationeel gedrag. We geven onze weg naar het armenhuis uit. We kopen
gigantische tv's en iPads. Onze kinderen dragen mooie kleren dankzij
creditcards met hoge rente en betaalleningen. We kopen huizen die we niet nodig
hebben, herfinancieren ze voor meer geld en verklaren ze failliet, vaak met een
hoop rotzooi in ons kielzog. Onze eet- en bewegingsgewoonten lijken ontworpen
om ons vroegtijdig naar het graf te sturen. In bepaalde delen van Kentucky is
de levensverwachting zevenenzestig, anderhalf decennium lager dan in het
nabijgelegen Virginia.
In
overeenstemming met de hogere normen waaraan hillbillies hun nakomelingen
hielden, werd van de auteur verwacht dat hij naar de universiteit zou gaan.
Maar hij had het sterke vermoeden dat hij, ondanks zijn verbeterde
schoolprestaties, er niet klaar voor was. Een neef raadde hem aan om het Korps
Mariniers te overwegen: "Ze slaan je met de zweep in vorm." Het was
een goed advies:
De mariniers
veranderden de verwachtingen die ik van mezelf had. Aan het eind van mijn
eerste jaar kon ik het touw met slechts één arm beklimmen. Voordat ik in dienst
ging, had ik nog nooit onafgebroken een mijl hardgelopen. Tijdens mijn laatste
fysieke fitheidstest rende ik er drie in negentien minuten.
Het korps
begrijpt ook de noodzaak om het gebrek aan sociaal kapitaal in de gemeenschap
van herkomst van veel van zijn rekruten te compenseren:
Het Korps
Mariniers gaat uit van een maximale onwetendheid van zijn soldaten. Het gaat
ervan uit dat niemand je iets heeft geleerd over fysieke fitheid, persoonlijke
hygiëne of persoonlijke financiën. Ik volgde verplichte lessen over het in
evenwicht houden van een chequeboek, sparen en beleggen. Toen ik thuiskwam van
het trainingskamp en mijn vijftienhonderd dollar verdiende bij een middelmatige
regionale bank, reed een ervaren marinier me naar Navy Federal - een
gerespecteerde kredietvereniging - en liet me een rekening openen.
Bij de marine
zorgde mijn baas er niet alleen voor dat ik mijn werk goed deed, hij zorgde er
ook voor dat ik mijn kamer schoonhield, mijn haar liet knippen en mijn
uniformen liet strijken. Hij stuurde een oudere marinier om toezicht te houden
toen ik mijn eerste auto ging kopen, zodat ik uiteindelijk een praktische auto
zou kopen en niet de BMW die ik wilde. Toen ik er bijna mee instemde om die
aankoop rechtstreeks via de autodealer te financieren met een lening van 21
procent rente, ging mijn begeleider door het lint en beval me om Navy Fed te
bellen voor een tweede offerte (die was minder dan de helft van de rente). Ik
had geen idee dat mensen dit soort dingen deden. Banken vergelijken? Ik dacht
dat ze allemaal hetzelfde waren. Rondkijken voor een lening? Ik voelde me zo
gelukkig dat ik zelfs maar een lening kon krijgen dat ik klaar was om meteen de
trekker over te halen. Het Korps Mariniers eiste dat ik strategisch nadacht
over deze beslissingen en leerde me vervolgens hoe ik dat moest doen.
Wat plaatsen
als Middletown misschien nog wel harder nodig hebben dan de heropening van de
fabrieken, zijn een paar sergeanten mariniers.
Psychologen
[spreken van] "aangeleerde hulpeloosheid" wanneer iemand gelooft,
zoals ik deed tijdens mijn jeugd, dat de keuzes die ik maakte geen effect
hadden op de uitkomsten van mijn leven. Middletown's wereld van kleine
verwachtingen had me geleerd dat ik geen controle had .... Als mensen me vragen
wat ik het liefst zou willen veranderen aan de blanke arbeidersklasse, zeg ik:
"Het gevoel dat onze keuzes er niet toe doen." Het Korps Mariniers
heeft dat gevoel weggenomen zoals een chirurg een tumor wegneemt.
Kortom, het
corps was de tweede essentiële stap, na de verhuizing van het huis van zijn
moeder naar het huis van zijn grootmoeder, die de Horatio Alger-opkomst van de
auteur mogelijk maakte. Ohio State stelde een veteraan van de marine voor
weinig uitdagingen. Hij had twee banen buiten de campus naast een vol
studieprogramma, maar studeerde toch summa cum laude af in minder
dan twee jaar - met een dubbele major.
Omdat hij in
augustus afstudeerde, moest hij een jaar wachten voordat hij rechten kon gaan
studeren. Dit laatste jaar in Middletown bracht hem het contrast tussen zijn
optimisme over zijn eigen leven en de denkwijze van de meeste van zijn
leeftijdsgenoten. Zijn vrienden en familie stuurden hem voortdurend verhalen
over Obama die de staat van beleg invoerde om een derde termijn te krijgen,
plannen van de regering om microchips in Amerikaanse burgers te implanteren,
het bloedbad in Newtown dat in scène was gezet als voorbode van de confiscatie
van wapens, enz.
De
extravagantie van deze theorieën was niet wat hem het meest verontrustte. Het
was eerder de constante onderliggende boodschap dat we hulpeloos
zijn.
Machtige mensen beheersen alles wat we zien gebeuren en niets wat we doen maakt
enig verschil.
Op dit punt
schiet de retoriek van de moderne conservatieven (en ik zeg dit als een van
hen) tekort om de echte uitdagingen van hun grootste kiezers aan te gaan. In
plaats van betrokkenheid aan te moedigen, wakkeren conservatieven steeds meer
het soort afstandelijkheid aan dat de ambitie van zoveel van mijn collega's
heeft ondermijnd. De boodschap van rechts is steeds meer: Het is niet jouw
schuld dat je een verliezer bent; het is de schuld van de regering.
De auteur werd
zich ook bewust van de onhandige pogingen van buitenstaanders om het moeilijke
leven in zijn gemeenschap te helpen. De wetgevende macht van Ohio debatteerde
over een wetsvoorstel om betaaldagleners, die ze zagen als roofzuchtige haaien,
te verbieden. Maar de politici "hadden weinig waardering voor de rol van
de geldschieters in de schaduweconomie die mensen zoals ik bezetten." De
auteur beschrijft hoe zo'n kredietverstrekker belangrijke financiële problemen
zou kunnen oplossen voor mensen in een plaats als Middletown. "De les?
Machtige mensen doen soms dingen om mensen zoals ik te helpen zonder mensen
zoals ik te begrijpen."
Iets
soortgelijks gold voor het familierecht:
In de ogen van
de wet was mijn oma een ongetrainde verzorgster zonder pleegvergunning. Als het
slecht zou aflopen met mijn moeder in de rechtbank, was de kans even groot dat
ik bij een pleeggezin terecht zou komen als bij mama. Het idee om gescheiden te
worden van alles en iedereen waar ik van hield was angstaanjagend. Met andere
woorden, de sociale voorzieningen van ons land zijn niet gemaakt voor
boerenfamilies en ze maken een slecht probleem vaak erger.
De ervaringen
van de auteur op Yale Law School zijn een studie in cultuurschok. Hij is
verbijsterd als hij hoort dat Tony Blair naar de campus komt om een kleine
studentengroep toe te spreken, maar vindt dat iedereen er blasé over is:
"Ja, hij spreekt altijd op Yale; zijn zoon is een student."
Elk jaar
strijken recruiters van prestigieuze advocatenkantoren neer in New Haven op
zoek naar juridisch talent. Het heet het Fall Interview Program, een
marathonweek van diners, cocktailuurtjes, bezoeken aan de hospitality suite en
interviews. De auteur ervaart het als de boerenkinkel die hij is:
Ik had
eindelijk de moed om ja te zeggen toen iemand me vroeg of ik wijn wilde en zo
ja, wat voor wijn. "Ik neem witte," zei ik, en ik dacht dat dat de
zaak wel zou oplossen. "Wilt u sauvignon blanc of chardonnay?" Ik
dacht dat ze me in de maling nam. Maar ik gebruikte mijn deductievermogen om
vast te stellen dat dat twee verschillende soorten witte wijn waren. Dus
bestelde ik een chardonnay, omdat die makkelijker uit te spreken was.
Zijn
tafelschikking zorgt voor paniek: "Ik keek naar beneden en zag een absurd
aantal instrumenten. Negen stuks keukengerei? Waarom, vroeg ik me af, had ik
drie lepels nodig? Waarom waren er meerdere botermesjes?" Alleen een
snelle sprint naar het herentoilet en een noodtelefoontje naar zijn
niet-hillbilly vriendin helpt hem door de beproeving heen.
Later leert
hij dat het hele proces draait om
het doorstaan
van een sociale test - een test om erbij te horen, om je staande te houden in
een directiekamer, om connecties te maken met potentiële toekomstige klanten.
Onze sollicitatiegesprekken gingen niet zozeer over cijfers of cv's; dankzij
een Yale Law-stamboom stond er al een voet tussen de deur.
Achter de
kluchtige misverstanden gaat een diepere les schuil:
De rijken en
machtigen zijn niet alleen rijk en machtig; ze volgen een andere set normen en
mores. Ik dacht altijd dat als je een baan nodig hebt, je online naar vacatures
zoekt. En dan stuur je een dozijn cv's op. Het probleem is dat vrijwel iedereen
die zich aan die regels houdt, faalt. Die week van sollicitatiegesprekken liet
me zien dat succesvolle mensen een ander spel spelen. Ze overspoelen de
arbeidsmarkt niet met cv's in de hoop dat een werkgever hen vereert met een
gesprek. Ze netwerken. Ze mailen een vriend van een vriend. Ze laten hun ooms
oude studievrienden bellen. Hun ouders vertellen hen hoe ze zich moeten kleden,
wat ze moeten zeggen en wie ze moeten versieren.
Dat betekent
niet dat de kracht van je cv of je sollicitatieprestaties er niet toe doen. Die
dingen doen er zeker toe. Maar er ligt een enorme waarde in wat economen
sociaal kapitaal noemen. Het is de term van een professor, maar het concept is
vrij eenvoudig: De netwerken van mensen en instellingen om ons heen hebben een
echte economische waarde. Ze brengen ons in contact met de juiste mensen,
zorgen ervoor dat we kansen krijgen en geven ons waardevolle informatie. Zonder
hen staan we er alleen voor.
De auteur
ontdekte dat kostbare fouten konden worden voorkomen en waardevolle kansen
konden worden ontdekt door de juiste mensen de juiste vragen te leren stellen.
Een ander
soort cultuurschok stond de auteur te wachten toen hij de familie van zijn
verloofde bezocht voor een etentje:
Ik was
verbaasd over het gebrek aan drama. [De moeder van mijn verloofde klaagde niet
achter zijn rug om over haar vader. Er waren geen suggesties dat goede
familievrienden leugenaars of achterbaks waren, geen boze woordenwisselingen
tussen de vrouw van een man en zijn zus. Toen ik haar vader vroeg naar een
relatief vervreemd familielid, verwachtte ik een tirade te horen over
karakterfouten. In plaats daarvan hoorde ik medeleven en een beetje verdriet.
De auteur
worstelde ook met het afleren van de hillbilly-eercultuur. De eerste 18 jaar
van zijn leven kreeg hij een verbale afranseling als hij een "mietje"
of "watje" zou zijn, als hij niet zou reageren op een belediging. Bij
het prestigieuze advocatenkantoor waar hij nu werkt, zou het gehoorzamen aan
zijn impuls om op vermeende beledigingen te reageren met zijn vuisten hem
eerder doen overkomen als een gek dan als een stoere vent. Zoals hij het
beleefd uitdrukt, lijden hillbilly-mannen "aan een eigenaardige crisis van
mannelijkheid waarin sommige eigenschappen die onze cultuur aanleert het
moeilijk maken om succesvol te zijn in een veranderende wereld.
De auteur was
verbaasd dat hij een interessant voorwerp was voor zijn nieuwe kennissen.
Heel weinig
mensen op Yale Law School lijken op mij. Ze lijken misschien op mij, maar
ondanks alle obsessie van de Ivy League met diversiteit komt vrijwel iedereen -
zwart, blank, joods, moslim, wat dan ook - uit intacte families die zich nooit
zorgen maken over geld. Professoren en klasgenoten leken oprecht geïnteresseerd
in wat mij een saai verhaal leek: Ik ging naar een middelmatige openbare
middelbare school, mijn ouders gingen niet naar de universiteit, [etc.] Op Yale
hadden veel van mijn vrienden nog nooit tijd doorgebracht met een veteraan uit
Amerika's nieuwste oorlogen.
Iedereen op
Yale gelooft theoretisch in het belang van sociale mobiliteit, maar velen zijn
verbijsterd als het daadwerkelijk gebeurt en ertoe leidt dat ze iemand als de
auteur ontmoeten. Hij heeft zelfs een van zijn professoren horen suggereren dat
Yale Law geen kandidaten zou moeten toelaten van minder prestigieuze
staatsscholen. Hij concludeert: "Een manier waarop onze hogere klasse
opwaartse mobiliteit kan bevorderen is door hun harten en geesten open te
stellen voor nieuwkomers die er niet helemaal bij horen."
Hillbilly
Elegy is
een buitengewoon boek van een man die op relatief jonge leeftijd (31 ten tijde
van publicatie) echt inzicht heeft gekregen in de diepere sociale betekenis van
zijn eigen leven.
Maar heeft het
boek ook lessen voor ons? De benadering van de auteur is meer sociologisch dan
biologisch; zijn studie aan Yale heeft zijn raciale orthodoxie alleen maar
versterkt. Zeker, het boek kan gelezen worden als een waarschuwing tegen elk
raciaal gevoel van zelfgenoegzaamheid dat blanke Amerikanen kunnen hebben ten
opzichte van het disfunctioneren van zwarten; het maakt de lezer duidelijk hoe
kwetsbaar veel blanken zijn voor dezelfde problemen. Zoals ik elders heb
geschreven eldersblanken
zijn niet immuun voor een soort "reafricanisering" onder ongunstige
sociale omstandigheden.
Fans van Sam
Francis zullen ook het verslag van de auteur waarderen over de fatalistische
mentaliteit van armere blanken, hun verlies van elk gevoel van persoonlijke
agency. Zo'n mentaliteit is misschien niet zozeer een mislukking als wel het
succes van het huidige Amerikaanse regime. Zoals Francis in 1992 schreef:
Het aanleren
van passiviteit door het bestuurlijke systeem en zijn elite is een essentieel
fundament van zijn macht, niet alleen op politiek niveau maar ook op sociaal,
economisch en cultureel niveau. De hele structuur van het systeem is
afhankelijk van het manipuleren van de leden zodat ze geloven (of de
veronderstelling niet in twijfel trekken) dat ze niet in staat zijn om de
eenvoudige sociale functies uit te voeren die elke menselijke samenleving in de
geschiedenis routinematig heeft uitgevoerd. Het is de constante instructie van
de propagandisten van het systeem dat we niet in staat zijn om onze eigen
kinderen op te voeden, voor ze te zorgen zonder ze te brutaliseren, voor onze
eigen gezondheid of oude dag te zorgen, onze eigen wetten af te dwingen, onze
eigen huizen en buurten te verdedigen of onze eigen brood te verdienen. We zijn
niet in staat om onze eigen gedachten te denken zonder alomtegenwoordige en
zelfbenoemde experts om ons uit te leggen wat we zien en horen, noch om onze
eigen smaak en mening te vormen zonder advies van experts of zelfs om te
beslissen wanneer we moeten lachen als we televisie kijken.
Dit is een
vrij goede beschrijving van het soort mentaliteit dat onze instellingen -
afgezien misschien van het Korps Mariniers - moeten bevorderen. En de
economische vooruitgang van de Schotten uit de Rust Belt is niet de enige
positieve verandering die zulke mentale gewoonten in de weg kan staan. Velen
van de pro-witte rechtse partijen zijn gevoelig voor dezelfde stijl van
samenzweringsdenken als de gefrustreerde burgers van Middletown. Los van de
waarheid of onwaarheid van een bepaalde theorie, brengen ze meestal een
subtekst van hulpeloosheid over: Machtige mensen hebben alles onder controle.
Hoewel degenen die zo'n raad van wanhoop aanbieden zichzelf misschien
beschouwen als meer verfijnd dan de sukkels die geloven wat ze op Fox News
horen, zijn ze in werkelijkheid misschien wel de meest perfecte producten van
de indoctrinatie van het managerialisme in passiviteit en hulpeloosheid.
De machtigen
hebben nooit
alles
onder controle. Vandaag de dag raken ze in paniek bij de gedachte dat een
raciale dissident zou mogen spreken op een universiteitscampus. Als een
boerenkinkel uit een gebroken gezin (=JD Vance) zijn
natuurlijke gevoel van agency (baas
over eigen leven) kan
terugwinnen om zijn eigen leven te veranderen, dan kunnen wij de corrupte
vertegenwoordigers van een versleten ideologie verslaan.