In deze wijk in Damascus leven Assads handlangers en slachtoffers naast
elkaar
reportage
Oorlog in
Syrië Deze
week is het een jaar geleden dat Assad ten val kwam. Krijgen zijn slachtoffers
gerechtigheid, of vervalt Syrië in een nieuwe cyclus van wraak? In Tadamon, een
volkswijk in Damascus, leven Syriërs tussen de botten van hun vermoorde buren.
·
- Melvyn Ingleby
- Gepubliceerd op5 december 2025Leestijd 17
minuten
LuisterGeef
cadeauDeelLeeslijst
Dronebeelden
van Tadamon. De weg links is de Daboulstraat, die het intacte en verwoeste deel
van de wijk van elkaar scheidt.
video Ali Haj Suleiman
Saeed kan zich
de stank nog goed herinneren. Meestal rook hij het bij zonsopgang, als de
moskeeën in Damascus hun eerste oproep tot het gebed lieten klinken. Een zure,
weerzinwekkende geur. Diep van binnen had Saeed wel een vermoeden wat het was,
maar dat durfde hij nooit uit te spreken. Niet zolang president Assad aan de
macht was.
„Iedereen in de wijk rook het, maar
niemand praatte erover”, zegt Saeed. De gepensioneerde elektricien en vader van
vijf kinderen zit in zijn woonkamer in Tadamon, een volkswijk in het zuiden van
Damascus. Om veiligheidsredenen wil hij alleen met zijn voornaam in de
krant (zijn volledige naam is bekend bij de redactie). Assad mag dan wel
komende week precies een jaar geleden ten val zijn gebracht, zijn handlangers
wonen nog altijd in deze wijk.
Saeed merkte de stank voor het
eerst op in de winter van 2012-2013. De opstand tegen het Assad-regime was in
volle gang en Tadamon was een broeinest van gewapend verzet tegen de dictator.
Maar tegen de tijd dat de geur opdook, was het regime er net in geslaagd de
rebellen te verdrijven. ‘De periode van wraak’, zoals de inwoners van de wijk
het noemen, kon beginnen.
De elektricien zag hoe Assads
troepen door de straten patrouilleerden en burgers oppakten. Ook zag hij
opvallend veel witte minibusjes af en aan rijden. Op den duur ontwaarde hij een
patroon. Telkens als de busjes voorbij waren gereden, hoorde hij later die dag
geweerschoten. De volgende ochtend was die stank er dan weer. Zijn inmiddels
23-jarige dochter rook het ook. „Het leek een beetje op verbrand haar”, zegt ze
vanuit de woonkamer. „Of op een stuk vlees dat iemand in de pan heeft laten
liggen tot het verbrandt.”
In april 2022 publiceerden NRC en The Guardian videofragmenten die
onthulden waar de geur vandaan kwam. De beelden stammen uit april 2013 en zijn
gemaakt in Tadamon, zo blijkt uit de metadata en geolokalisering. Ze tonen twee
mannen in militair uniform en een wit minibusje vol geblinddoekte burgers. Eén
van de mannen sleurt de burgers één voor één uit het busje en duwt hen naar een
kuil vol lichamen en autobanden. De ander staat aan de rand van de kuil met een
machinegeweer; hij geeft de slachtoffers een laatste zetje en schiet ze dood.
Soms draagt hij de arrestanten op zelf richting de kuil te rennen zodat hij hen
uit de lucht kan schieten terwijl ze naar beneden tuimelen. Als er niemand meer
in het busje zit en de kuil gevuld is met 41 lijken, pakt de schutter een
jerrycan, giet benzine over de autobanden en de lijken en steekt het geheel in
brand.
Beeld uit de video’s van de
executies in Tadamon in 2013.
Foto AP
De beelden werden met beide kranten
gedeeld door Annsar Shahhoud en Uğur Ümit
Üngör, twee genocideonderzoekers aan
het NIOD in Amsterdam. Via een tussenpersoon bemachtigden zij een grotere
collectie video’s die werd
gelekt door een bron in Syrië.
Die overige video’s, deels
ingezien door NRC, dateren eveneens uit 2013 en tonen onder andere soortgelijke
executies, voorbereidingen met een graafmachine en martelingen. In totaal
leveren de beelden bewijs van de
moord op 288 burgers, onder wie zeven vrouwen en twaalf kinderen, concludeerden
de academici.
Shahhoud wist het Facebook-profiel
van de schutter bij de kuil te achterhalen. De man, die Amjad Youssef heet,
werkte voor afdeling 227 van Assads militaire inlichtingendienst. De academica
stuurde hem een vriendschapsverzoek met een profiel waarin ze zich voordeed als
Assad-aanhanger. Na meerdere telefoongesprekken slaagde ze erin hem een
bekentenis te ontlokken. „Ik ben trots op mijn daden”, antwoordde Youssef toen Shahhoud hem
confronteerde met de videobeelden.
Saeed en zijn gezin waren in
Tadamon toen ze de video van de massa-executie op sociale media voorbij zagen
komen. „We legden meteen de link”, zegt de 23-jarige dochter, die niet met naam
in de krant wil. „Dit verklaarde de geweerschoten en de stank. We herkenden
zelfs sommige slachtoffers. Het waren mensen die we vroeger gewoon op straat
tegenkwamen.” Ook de schutter was bekend in de wijk. Volgens Saeed bleef hij na
de publicatie van de video in Tadamon wonen. „Hij reed gewoon door de straten
op zijn brommer”, zegt Saeed. „Niemand zei iets.”
Maar nu Assad ten val is gebracht,
doorbreken de inwoners van Tadamon hun stilte. Hun getuigenissen suggereren dat
de massamoord op burgers in de wijk nog veel verder ging dan deze krant en The
Guardian aanvankelijk berichtten. Zo benadrukte Saeed dat hij de witte
minibusjes die arrestanten afvoerden jarenlang voorbij zag rijden, soms wel
twee tot drie keer per week. Ook de geur van verbrande lichamen bleef volgens
hem en zijn dochter alsmaar terugkeren, vanaf de winter van 2012-2013 tot aan
minstens 2015. Volgens veel geïnterviewde inwoners van Tadamon, alsook de
genocideonderzoekers van het NIOD, is het waarschijnlijk dat het Assad-regime
niet tientallen of honderden, maar duizenden mensen doodde in Tadamon.
NRC bezocht de buurt zeven keer
tussen maart en augustus dit jaar en sprak met meer dan twintig inwoners. Hun
verhalen bieden niet alleen inzicht in de aard en schaal van Assads gruweldaden
in één volkswijk in Damascus, maar raken ook aan de grote vragen waar heel het
land nu voor staat: hoe kon het dat buren elkaar massaal uitmoordden? Krijgen
de slachtoffers gerechtigheid? Of vervalt Syrië juist in een cyclus van wraak
en nieuw geweld?
Niemandsland
Tijdens het eerste bezoek in maart
geeft Saeed een rondleiding door Tadamon. De zestiger begint in de
Daboulstraat, een lange weg die de wijk in tweeën splitst. Aan de ene kant
bruist Tadamon nog van leven: kleine gele taxi’s manoeuvreren zich toeterend door
nauwe steegjes, straatverkopers duwen houten karren met vers fruit voort en
kinderen zitten elkaar achterna met plastic pistolen. Aan de andere kant ligt
een niemandsland ter grootte van minstens vijftig voetbalvelden, enkel gevuld
met puin en de restanten van gebombardeerde gebouwen.
„Daar kwam de stank vandaan”, zegt
Saeed terwijl hij de weg oversteekt en het niemandsland instapt. Als eerst laat
hij een strook zand tussen twee verwoeste gebouwen zien op nog geen honderd
meter van de Daboulstraat. Dit is de locatie waar de beruchte video van de
executie is opgenomen. De kinderen die er tussen het puin spelen, zijn
onderhand zo gewend aan journalisten dat ze meteen op hun buitenlandse bezoeker
afrennen en Youssefs executies beginnen na te doen. „Zó maakte hij ze dood!”,
zegt de tienjarige Younes terwijl hij opgewonden een denkbeeldig machinegeweer
afvuurt. „Ik heb het zelf gezien op YouTube!”
De
Daboulstraat in Damascus, die het verwoeste en intacte deel van de wijk Tadamon
van elkaar scheidt.
Foto Sally Hayden/Getty Images
Maar er zijn nog veel meer
massagraven in dit gebied, vertelt Saeed. In een gebouw even verderop laat hij
een kuil in de grond zien die is gevuld met menselijke botten, waaronder een
schedel, een stuk ruggengraat en kleinere botten die mogelijk van kinderen zijn
geweest. „Deze plek is gevonden door de honden”, zegt hij. „Zij graven de hele
tijd mensenbotten op.”
Op de eerste verdieping van een
ander gebouw even verderop hangt een metalen staaf aan het plafond van een
grotendeels verwoeste kamer. Op de roze muren hebben Assads troepen graffiti
achtergelaten. Een man die met zijn zoontje voorbijloopt, vertelt dat hij hier
vroeger woonde, maar dat het regime zijn huis in beslag nam en gebruikte als
martelkamer. „Ze hingen mensen aan die staaf en sneden hun polsen door”, zegt
de man, die niet met zijn naam in de krant durft. „Daarna gooiden ze de
lichamen uit het raam.”
Tot op de dag
van vandaag hebben de familieleden van de slachtoffers vaak geen idee wat er
met hen gebeurd is
Lang niet alle slachtoffers liggen
in massagraven, zegt Saeed. Veel lijken zijn volgens hem gewoon gedumpt in het
niemandsland of opgestapeld in verwoeste gebouwen die vervolgens werden
opgeblazen. Tot op de dag van vandaag hebben de familieleden van de slachtoffers
vaak geen idee wat er met hen gebeurd is.
Saeed loopt terug richting de
Daboulstraat. Hij wil daar nog één locatie laten zien die een belangrijke rol
vervulde tijdens de massamoorden: een kleine moskee met een minaret vol
kogelgaten. De kelder van deze Othman bin Affan-moskee werd gebruikt als martelkamer,
vertelt hij. De beheerder van de moskee, een iele bejaarde man met een lange
baard, laat de ondergrondse ruimte zien. Op de vloer liggen nog steeds een paar
botten. „Na de bevrijding vonden we zelfs een galg aan het plafond”, zegt de
beheerder. Hij schudt zijn hoofd in ongeloof. „Hoe konden ze zoiets doen in het
huis van God?”
Knokploegen
Voor de deur van deze moskee begon
in april 2011 het eerste anti-Assad-protest van Tadamon. Malek Moustafa was
toen 29 jaar. Hij was niet bepaald gelovig of politiek, maar was net als veel
mensen in de wijk woedend over berichten dat Assads veiligheidsdiensten
kinderen hadden gemarteld in de zuidelijke stad Daraa. Na het
vrijdagmiddaggebed klom hij op de schouders van een vriend en schreeuwde hij
leuzen tegen het regime om de andere betogers op te hitsen. Toen was er geen
weg meer terug.
„Er kwam die dag iets in mij naar
buiten dat nooit meer naar binnen is gegaan”, zegt de inmiddels 43-jarige
Moustafa in een kleine kamer in het hart van Tadamon. Hij draagt jeans,
sneakers en een blauwe polo. Op tafel staat een overvolle asbak en ligt een
pakje rode Gauloises.
In
een gebouw in het ‘niemandsland’ van Tadamon hangt een metalen staaf aan het
plafond.
Foto Ali Haj Suleiman
Moustafa is geboren en getogen in
Tadamon. Hij is zelf soenniet, maar groeide op tussen de alawieten, christenen
en druzen die ook allemaal in deze wijk wonen. „Het maakte ons destijds niet zo
uit bij welke religieuze groep iemand hoorde”, zegt hij. Dat was volgens de
activist typisch voor Tadamon, een gemengde wijk waarvan de naam in het
Arabisch ‘solidariteit’ betekent.
Maar die solidariteit vormde een
bedreiging voor Assad. Toen de opstand uitbrak, deed zijn regime er alles aan
verschillende etnische en religieuze groepen tegen elkaar op te zetten. Een
essentieel onderdeel van die verdeel-en-heers-tactiek waren de zogenaamde
‘shabiha’, mannen met een vaak criminele achtergrond die geld en wapens kregen
om demonstranten aan te vallen. De meeste shabiha werden specifiek
gerekruteerd uit de alawitische gemeenschap (waar Assad ook toe behoort) en op
heel lokaal niveau ingezet tegen hun eigen demonstrerende buren. Zo wakkerde
het regime bewust sektarische spanningen binnen wijken aan.
Dit is precies wat er gebeurde in
Tadamon. De eerste demonstratie voor de moskee werd al snel aangevallen door
een groep shabiha, vertelt Moustafa. Tot zijn schrik merkte hij dat na verloop
van tijd zelfs sommige van zijn oude vrienden zich bij de shabiha voegden. „Dit
waren dezelfde jongens met wie ik vroeger voetbalde”, zegt de activist. „Eén
van hen was een van mijn beste vrienden, we gingen zelfs samen naar de moskee.
Maar toen ik hem in de begindagen van de opstand tegenkwam, vroeg hij mij: ‘zou
je me ooit doden als we in het gevecht tegenover elkaar komen te staan?’ Ik
zei: ‘natuurlijk niet’, maar hij antwoordde: ‘ik jou wel.”
Moustafa en zijn vrienden richtten
de actiegroep ‘Tadamon Coördinatie Comité’ op om meer demonstraties te
organiseren. Al snel begonnen de activisten zich ook te bewapenen en kregen ze
bijval van gedeserteerde soldaten. Tegen 2012 was de opstand omgeslagen in een
stadsoorlog die Tadamon in tweeën spleet.
Assads leger vocht samen met de
shabiha, die vanaf halverwege 2012 werden ondergebracht in een nieuwe
paramilitaire organisatie, de zogenaamde ‘NDF’ (National Defence Forces). In
Tadamon werd de NDF mede opgezet door de alawitische Fadi Ahmed, een dertiger
die opgroeide in de wijk en volgens meerdere inwoners voorafgaand aan de
opstand vastzat voor corruptie en een mede-gevangene zou hebben vermoord. Na
zijn vrijlating hielp hij het regime om de shabiha in Tadamon te mobiliseren en
kwam hij bekend te staan als Fadi ‘Saqr’, ofwel Fadi de Valk. Later in de
oorlog werd hij bevelhebber van de NDF in heel Damascus.
Kinderen
naast botten die ze uit verwoeste gebouwen in Tadamon hebben gehaald.
Foto Salwan Georges/The Washington Post/Getty Images
In een YouTube-video uit november 2012 is te
zien hoe Saqr omringd door soldaten door Tadamon trekt. Hij draagt een
militaire winterjas en joggingbroek en heeft zijn handen in zijn zakken. De
slag lijkt al zo goed als gewonnen. Een soldaat naast hem drinkt een blikje
frisdrank terwijl een tank munitie afvuurt in een steegje vol winkels en
woningen.
Moustafa werd diezelfde
novembermaand opgepakt en zat acht maanden vast in de martelgevangenis van
afdeling 235 van de militaire inlichtingendienst in Damascus, vertelt hij. Toen
hij in juni 2013 vrijkwam bij een gevangenenruil, was Tadamon al een half jaar
in handen van het regime. Daarom voegde Moustafa zich bij de rebellen
ten zuiden van de wijk.
Daar kreeg hij al snel na zijn
vrijlating door dat er thuis iets vreemds gaande was. „We zagen vuur in de
verte en roken iets heel raars”, zegt Moustafa. „De mannen aan het front
hoorden zelfs geschreeuw en het geluid van kogels. We snapten er niets van,
want er waren helemaal geen rebellen in dat gebied.”
Etnische
zuivering
Assads troepen vergrepen zich aan
een veel makkelijker doelwit: onbewapende burgers. Tussen 2013 en 2015
veranderden ze Tadamon in ‘het zwarte gat van Damascus’, aldus Moustafa, een
plek waar het regime mensen deed verdwijnen. De slachtoffers waren niet alleen
Syrische Arabieren en Turkmenen uit Tadamon zelf, maar ook Palestijnen uit het
nabijgelegen vluchtelingenkamp Yarmouk. Vrijwel allemaal hadden ze één ding
gemeen: ze waren soennitische moslims. „Dit was een etnische zuivering”, zegt
Moustafa – een kwalificatie die de twee genocideonderzoekers van het NIOD
onderschrijven.
Saeed en zijn gezin behoorden tot
de weinige soennieten die in Tadamon achterbleven. De elektricien werkte voor
een overheidsinstelling en had daardoor naar eigen zeggen enig voordeel bij de
checkpoints. Bovendien was hij als zevenjarige jongen al eens gevlucht toen
Israël in 1967 zijn geboortedorp op de Golanhoogte bombardeerde. Na
dat trauma vertikte Saeed het opnieuw vluchteling te worden.
Het gezin probeerde zoveel mogelijk
binnen te blijven, maar de kinderen gingen wel naar school. Alleen al onderweg
daarnaartoe zagen ze vaak lijken op straat liggen, vertelt de inmiddels
23-jarige dochter, en hoorden ze geschreeuw vanuit gebouwen die vermoedelijk
werden gebruikt als martelkamers. „Ik heb geleerd om overal bang voor te zijn”,
zegt de jonge vrouw. „En eerlijk gezegd ben ik nog steeds bang voor de
alawieten.”
Op straat was de NDF de baas. Veel
van de overwegend alawitische mannen die zich bij de militie voegden, waren van
het soort dat je sowieso liever vermijdt, vertelt Saeed. De ene was een
uitsmijter bij een casino, de ander een drugsdealer, weer een ander een
veroordeelde misdadiger. De NDF was voor hen een springplank naar macht.
Eén van de meest gevreesde
NDF-leiders was een lange man met grijzend haar en een dunne snor die Abu
Muntajab werd genoemd (zijn echte naam is Saleh al-Ras). Volgens de
NIOD-onderzoekers, Saeed en andere bewoners speelde hij een belangrijke rol in
de massamoorden. Hij is één van de weinige vermeende daders die volgens
berichten in Syrische media is opgepakt.
Saeed kende deze Abu Muntajab al
voor de opstand. Hij diende destijds in het leger, maar werd ontslagen na
beschuldigingen van verkrachting, vertelt Saeed, en werkte daarna als
theezetter in het kantoor van een soennitische makelaar. Toen de opstand uitbrak,
steeg Abu Muntajab snel in de gelederen van de NDF (op foto’s op sociale media
verschijnt hij vaak naast NDF-bevelhebber Fadi Saqr). „Hij begon zich als
een tiran te gedragen”, zegt Saeed. „Het regime koos dat soort mensen bewust.
Ze hadden slechte mensen nodig om slechte dingen te doen.”
De
Othman bin Affan-moskee.
Malek
Moustafa (rechts) en zijn vriend Ahmed al-Homsi op het kantoor van het het
Tadamon Coördinatie Comité.
Foto’s Ali Haj Suleiman
Maar er waren ook mensen die
gedwongen werden om slechte dingen te doen. Saeeds eigen zoon weet daar alles
van. Hij vertelde zijn ouders nooit wat hem precies is aangedaan, totdat de
inmiddels dertigjarige man bij een interview met Saeed afgelopen mei de
woonkamer inliep. Hij leek nerveus toen hij hoorde waar het gesprek over ging,
maar nam vervolgens plaats op de bank naast zijn vader en begon al snel zijn
geheim op te biechten. Om veiligheidsredenen wil hij anoniem blijven (zijn
volledige naam is bekend bij de redactie).
De mannen van de NDF dwongen hem om
voor hen te werken, vertelt de zoon. Dat begon in 2013, toen hij achttien was,
en ging door tot 2015, toen hij het niet meer aankon en het land ontvluchtte.
Meestal plukten ze hem ’s ochtends van straat terwijl hij op de bus wachtte.
Eerst namen ze zijn ID-kaart en telefoon af. Vervolgens dwongen ze hem en
andere jongens om zandzakken bij checkpoints te vullen of elektriciteitskabels
van verwoeste gebouwen te strippen zodat ze het koper erin konden verkopen.
Maar twee keer waren de instructies vele malen gruwelijker.
„Ze dwongen ons de lichamen te
verbranden”, zegt de zoon zacht. Even blijft hij stil en kijkt hij zijn
vader aan. Dan ademt hij diep in en vertelt hij in detail wat er gebeurde.
De NDF nam hem mee naar de Othman
bin Affan-moskee nabij de Daboulstraat – de moskee die gebruikt werd als
martelplaats. Op straat lagen zo’n twintig lijken opgestapeld. Het waren zowel
mannen als vrouwen, aldus de zoon, en ze waren duidelijk gemarteld. „Onze
taak”, zegt hij, „was om die lijken naar de andere kant van de weg te brengen,
naar het niemandsland met puin en verwoeste gebouwen. Daar stopten we de lijken
in een leeg gebouw, sloten dat gebouw af, en staken we het in brand. Tegen de
tijd dat ik thuiskwam, kon ik de brandende lijken ruiken.”
Wist Saeed hiervan? De zestiger
schudt zijn hoofd. „We waren extreem bezorgd wanneer hij soms een dag lang
verdween”, zegt hij, enigszins verontschuldigend. „Toen hij ’s avonds
thuiskwam, was hij extreem gestrest, en één keer zag zijn moeder een afdruk van
een schoen op zijn rug. Maar hij vertelde ons nooit al deze details.”
„Ik moest wel zwijgen”, zegt de
zoon ongemakkelijk. „Het regime had ons gemakkelijk iets aan kunnen doen!”
Zelfs nadat hij in 2015 het land ontvluchtte, op een bootje de Middellandse Zee
overstak en asiel kreeg in Europa (het specifieke land is bekend bij de
redactie), durfde hij nog altijd niet over zijn ervaringen te praten. „De
mensen in Europa zouden het toch niet begrijpen”, zegt hij. „Ze hebben ons veel
geholpen, maar voor hen zijn wij gewoon vluchtelingen uit één of ander
oorlogsgebied. Ze weten niet precies wat het Assad-regime Syriërs heeft
aangedaan.”
De
zoon van Saeed die gedwongen werd om lichamen te verbranden.
Foto Melvyn Ingleby
De
overwinnaars
Op 8 december 2024 stortte dat
regime als een kaartenhuis in elkaar. Na een bliksemoffensief van slechts
twaalf dagen stond rebellenleider Ahmed al-Sharaa, inmiddels Syrië’s
interim-president, voor de poorten van Damascus. Assad stapte in een vliegtuig
naar Moskou en liet zijn troepen in de steek. Die gaven zich dan ook snel over.
De bevrijding van Tadamon verliep
zonder slag of stoot. NDF-strijders en andere regime-eenheden sloegen op de
vlucht of legden hun wapens neer toen de rebellen de hoofdstad bereikten.
Sommigen trokken zelfs Assads portretten van de muren, zeggen ooggetuigen. Nu
de oorlog voorbij was, zat iedereen bij het verzet.
Activist Malek Moustafa
bereikte Tadamon een dag na Assads val. Zes jaar lang had hij als vluchteling
in Idlib gewoond, de noordwestelijke provincie waar de rebellen in 2018 naartoe
moesten uitwijken. Daar fantaseerde hij naar eigen zeggen regelmatig over wat
hij de shabiha zou aandoen als hij ooit zou terugkeren naar Tadamon. Nu was het
zover. „Wij waren de overwinnaars”, zegt Moustafa. „Ik dacht bij mezelf: de
eerste shabih die ik tegenkom, dood ik met blote handen.”
Maar toen hij een oud NDF-strijder
tegen het lijf liep, gebeurde iets dat Moustafa nooit voor mogelijk had geacht.
„Nog voor ik iets kon zeggen, zei hij: welkom, jij held, gefeliciteerd met de
overwinning!”, zegt hij. „Toen gaf hij mij ineens een knuffel, en ik hem. We
hebben elkaar zelfs een kus op de wang gegeven. Ik weet hoe absurd het klinkt,
maar op dat moment voelde ik de haat wegtrekken. Ik voelde vrede.”
De massale wraakacties en
arrestaties waar met name veel alawieten in de wijk voor vreesden, bleven uit.
„We hadden verwacht dat de rebellen onze huizen zouden bestormen om ons af te
slachten”, zegt Hadi Badour, een 21-jarige alawitische winkelier. „Dat is wat
Assad altijd zei dat er zou gebeuren als hij er niet meer was, maar dat bleek
niet te kloppen. Veel mensen die bij de NDF zaten, wonen hier gewoon nog. Er is
niets met hen gebeurd.”
Sinds zijn terugkeer probeert Malek
Moustafa het Tadamon Coördinatie Comité, de actiegroep die hij en zijn vrienden
in 2011 begonnen, nieuw leven in te blazen. De kleine kamer waar hij een
interview geeft, doet dienst als kantoor. De actiegroep heeft 90 procent van
haar leden verloren, zegt Moustafa, maar twee vrienden uit de begindagen, Ahmed
al-Homsi en Mohammed Kattab, zijn er nog. Samen beheren de drie vrienden een
Facebook-pagina met nieuws uit de buurt, delen ze brood uit in de wijk en
werken ze aan een podcast over de geschiedenis en toekomst van Tadamon.
De activisten hebben goede banden
met de nieuwe veiligheidsdiensten, die geleid worden door een andere vriend uit
de begindagen van de opstand. Zo vertelt Moustafa dat zijn groep
bewijsmateriaal verzamelt over de massamoorden in de wijk, maar hier op verzoek
van de veiligheidsdiensten niets mee doet in afwachting van strafzaken. „We
zijn bezig een land op te bouwen”, zegt hij. „Dus denken we meer met een
regeringsmentaliteit dan een revolutiementaliteit.”
Maar gerechtigheid laat in Tadamon
op zich wachten. Volgens Syrische mediaberichten is slechts een handjevol
mensen gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij de massamoorden. Het
hoofd van de lokale veiligheidsdiensten noemt desgevraagd geen exact getal,
maar erkent dat het om „een heel klein aantal” gaat, „zeker in verhouding tot
de schaal van de misdaden”.
Zo gaat het nu eenmaal in een
overgangsperiode, vindt Moustafa. „De regering moet eerst orde op zaken
stellen”, zegt hij. „Dat kost nu eenmaal tijd. Bij jullie in Europa duurde het
wel twintig jaar voordat sommige nazi’s berecht werden.”
Alleen
de moskee staat nog overeind tussen de verwoeste gebouwen.
Foto Emin Sansar/Getty Images
Maar lang niet iedereen in Tadamon
is zo geduldig. Het feit dat zo veel van Assads voormalige handlangers nog vrij
in de wijk rondlopen, zorgt voor grote onrust, des te meer daar zij er vaak
economisch beter aan toe zijn dan terugkerende vluchtelingen die hun huis in
puin aantroffen. „We zijn woedend”, zegt een oudere man, Ghassan, in het
kantoor van een lokale makelaar. Hij zegt een broer te hebben verloren in de
oorlog. „Ik kan naar buiten lopen en iemand de hand schudden, en wie weet is
dat wel dezelfde persoon die mijn broer vermoord heeft!”
Bovenal richt de woede over de
straffeloosheid zich tegen één man: Fadi Saqr, de voormalig bevelhebber van de
NDF. In plaats van berecht te worden, kon Saqr na Assads val al snel aan de
slag voor de nieuwe regering van president Sharaa.
Afgelopen februari bracht Saqr
zelfs een bezoek aan Tadamon onder politie-escorte, naar verluidt om de
regering te helpen andere ex-regimefiguren te ontwapenen. De dag daarop braken
er grote protesten uit in Tadamon waarbij betogers een pop van Saqr aan een
galg hingen. Een week later arresteerden de veiligheidsdiensten drie mannen op
verdenking van betrokkenheid bij de massamoorden. Het leek vooral een poging de
gemoederen te bedaren: er was zelfs een cameraploeg
uitgenodigd om de arrestaties te filmen. Maar in de maanden
hierna bleef de samenwerking met Saqr gewoon doorgaan.
De oud militie-baas heeft Sharaa’s
regering dan ook het nodige te bieden, zeggen vier bronnen met inzicht in de
samenwerking. Zo zou Saqr de regering geholpen hebben om aanslagen door
ex-regime-loyalisten te verijdelen en bijgedragen hebben aan de vrijlating van
gegijzelde regeringstroepen. Ook treedt hij volgens de bronnen op als
bemiddelaar in onderhandelingen tussen de regering en andere ex-regimefiguren,
zoals bijvoorbeeld steenrijke zakenmannen wiens cash de nieuwe regering goed
kan gebruiken.
„Ze hebben een schurk nodig om met
andere schurken te onderhandelen”, zegt één van de bronnen. Dat dit in de
straten van Tadamon tot grote woede leidt, wuift hij weg als irrelevant. „De
straat doet er niet toe. In de huidige context is rechtvaardigheid: datgene wat
de transitie bevordert.”
Wraakacties
Maar een onrechtvaardige transitie
kan ook leiden tot nieuw geweld, ziet Raed Murad, het hoofd van de
veiligheidsdiensten in Tadamon. Hoewel het aanvankelijk rustig bleef in
Tadamon, vertelt hij dat er sinds afgelopen juni steeds meer wraakacties gemeld
zijn. Al meerdere vermeende NDF-leden zijn op straat doodgeschoten.
De timing is geen toeval, zegt
Murad. Begin juni berichtten Syrische media dat Saqr zou hebben bemiddeld om
gearresteerde oud-regimeofficieren vrij te krijgen. Daarop gaf de regering een
controversiële persconferentie waarin een functionaris
de samenwerking met Saqr verdedigde en liet doorschemeren dat er geen plannen
zijn hem te vervolgen. Een dag later verscheen een artikel in The New York Times waarin
Saqr zelf verklaarde niet verantwoordelijk te zijn voor het bloedbad dat Amjad
Youssef in april 2013 aanrichtte, omdat hij pas later tot bevelhebber van de
NDF zou zijn benoemd.
„Iedere keer dat Fadi Saqr ergens
opduikt, ontvlamt deze wijk”, zegt Murad gefrustreerd. Hoewel hij de regering
niet bekritiseert, stoort hij zich aan Saqrs pogingen tot reputatieherstel.
„Ook nadat Saqr het bevel overnam, waren er bloedbaden”, zegt de veiligheidschef.
„Iedereen in Tadamon ziet hem als het hoofd van de criminelen.”
Hoe langer de straffeloosheid
duurt, waarschuwt Murad, hoe moeilijker het voor hem wordt om de mensen in de
wijk ervan te weerhouden het recht in eigen hand te nemen. „Is het normaal dat
iemand die oog in oog komt te staan met de moordenaar van zijn broer of
verkrachter van zijn zus, niets doet?”, vraagt Murad retorisch. „Misschien kan
die persoon een paar keer geduld tonen, maar uiteindelijk zal hij in actie
komen en vervolgens zeggen: jullie hebben hem niet gestraft, dus deed ik het
zelf.”
Is het normaal
dat iemand die oog in oog komt te staan met de moordenaar van zijn broer of
verkrachter van zijn zus, niets doet?
Raed Murad hoofd
veiligheidsdiensten
Aan sluimerende burenruzies die
kunnen omslaan in geweld is in Tadamon geen gebrek. Zo vertelt Saeed over een
oudere vrouw die een paar straten bij hem vandaan woont. Haar vier zoons zaten
bij de NDF, zegt de zestiger, en zijzelf verklikte haar buren bij de
veiligheidsdiensten en roofde achtergelaten huizen leeg. „Ik zag haar vaak op
straat met een kar vol meubels”, zegt hij. „Ze had zelfs een winkel waar ze
‘tweedehands meubilair’ verkocht. Natuurlijk durfde niemand te vragen waar ze
al die spullen vandaan haalde.”
Als NRC aanklopt bij de bejaarde
vrouw, begint ze een lang verhaal waarin zij zelf het slachtoffer is. Haar
zoons waren gedwongen voor de NDF te vechten en zijn allemaal omgekomen in de
oorlog, vertelt ze vanuit haar woonkamer. Nu zorgt zij met haar man voor de
veertien kleinkinderen, maar het gezin voelt zich niet veilig. Zo is het huis
volgens haar al eens binnengevallen door mannen uit de wijk die de foto’s van
haar zoons van de muur trokken.
„Daarna heb ik die foto’s maar
verbrand”, zegt de vrouw. Ze begint te huilen. „Ik snap het niet. Iedereen deed
altijd zo aardig tegen me. Voor 8 december zoenden ze mijn voorhoofd en zeiden
ze dat ik de moeder van de martelaren was. Na 8 december praat niemand meer met
me.”
Saeed is niet onder de indruk. „De
tranen van een hoer”, zegt hij kortaf wanneer hij hoort over de reactie van de
vrouw. Hij pakt zijn telefoon en laat een Facebook-post zien van een vriend die
volgens hem familieleden verloren heeft in de massa-executies en de oude vrouw
nu online bedreigt.
„Waarom zijn zij nog in de wijk?”,
schrijft de man in zijn post. „Waarom beschermen de
veiligheidsdiensten hen? Als onze martelaren niet erkend worden als
onderdeel van de revolutie, dan moeten we zelf handelen.” Om er geen twijfel
over te laten bestaan waar hij op doelt, vermeldt de man het volledige adres
van het gezin.
„De harten van de mensen zitten vol
met wraaklust”, zegt Saeed terwijl hij de telefoon naast zich neerlegt. „Zelf
heb ik er nog wel vertrouwen in dat president Sharaa ons uiteindelijk
rechtvaardigheid zal brengen, want hij is één van ons. Maar zo niet, dan zullen
de mannen in de wijk deze situatie zelf oplossen.”
Belangrijk bericht uit het vorige blog.
ReplyDeleteNog een link, die erbij hoort.
DeleteVideo Editie 126 van Karel van Wolferen.
DeleteEen van de comments over de nieuwe richting van Trump op X.
DeleteDe meesten comments zijn te verdelen tussen positief en 'het zal wel' op alle fronten, dus ook onder de andere links die ik heb gegeven.
In het vorige blog werd de zelfmoord van een soldaat gemeld. Er blijkt nu: hij is niet de enige, volgens Kim Iversen. Uit nieuwe rapporten blijkt dat IDF-soldaten zes keer vaker zelfmoord plegen dan Amerikaanse en Britse troepen, die ook hun hand niet omdraaiden voor de nodige oorlogsmisdaden, hier omschreven door General Alaudinov.
ReplyDeleteMijn reactie op het blog:
ReplyDeleteNRC vraagt zich af: "hoe kon het dat buren elkaar massaal uitmoordden? ?" Dat weet ik wel, NRC. Omdat jùllie, Amerika, in 2011 beloten ( operation Timber Sycamore) dat Syrië, net als Lybië, Irak, Afghanistan en Libanon, KAPOT moesten. JULLIE organiseerden de opstand. JULLIE brachten de jihadi's die net Libië veranderd hadden van een welvarend land met 2000 stammen die vredig samenleefden - in een hel. Jullie brachten die jihadi's naar Syrië, om daar ook een puinhoop van te maken. Groot Israel, weet je wel ! Onder Assad leefden de mensen prima same ! Zò is het, en niet anders.
Ja, dat nieuwe Security {Plan =van de VS is echt een totaal nieuiwe kijk op de wereld:
ReplyDelete- Rusland is helemaal geen dreiging.
- Onze aanval op Rusland brengt de hele wereld in gevaar.
- Europa heeft zichzelf verwoest, economisch en sociaal.
Ik heb de klorte post van VT vertaald:
De nieuwe nationale veiligheidsstrategie van de regering-Trump heeft wereldwijd voor opschudding gezorgd, omdat de term ‘Russische dreiging’ volledig is geschrapt en de visie van de NAVO als ‘een voortdurend groeiende alliantie’ is doorgehaald. Sputnik vroeg de productieve geopolitieke analist Scott Ritter om het document en de implicaties ervan te analyseren.
De nieuwe nationale veiligheidsstrategie van de VS is gebaseerd op “de realiteit dat Rusland geen bedreiging vormt voor Europa of de Verenigde Staten, de erkenning dat Rusland al decennialang kunstmatig als een dergelijke bedreiging wordt afgeschilderd, en [dat] de gevolgen van deze verkeerde voorstelling van zaken” een regelrechte “ramp voor Europa en een bedreiging voor de nationale veiligheid van de Verenigde Staten” zijn geweest, aldus de voormalige inlichtingenofficier van het Korps Mariniers tegen Sputnik.
Het document geeft aan dat het Witte Huis “zich heeft kunnen bevrijden ... van de erfenis van de russofobie uit het post-Koude Oorlogstijdperk”, die erop gericht was Rusland te verzwakken en “strategisch te verslaan”, aldus Ritter.
“De regering-Trump erkent dat dit een inherent destabiliserend beleid is”, om nog maar te zwijgen van “buitengewoon gevaarlijk”, aangezien een confrontatie met Rusland “uiteindelijk een nucleaire oorlog betekent”, benadrukte de waarnemer.
In deze nieuwe geopolitieke berekening vormt Europa in zijn huidige koers een veel grotere bedreiging voor zichzelf, de VS en de internationale vrede en veiligheid dan Rusland, betoogt Ritter, waarbij hij herhaalt dat het beleid van de Europese Rusland-haviken “onverenigbaar” is met de nationale veiligheidsdoelstellingen van de VS.